Antarctica

Swipe

Zeehonden

Rond Antarctica komen slechts vijf soorten zeehonden voor: de Weddellzeehond, de Rosszeehond, de krabbeneter, het zeeluipaard en de zuidelijke zeeolifant. Deze zeehonden hebben een dikke laag onderhuids vet (blubber) als bescherming tegen de kou. Ze zijn helemaal aangepast aan een leven in het water. Zo zijn ze perfect gestroomlijnd, met krachtige achterpoten die tot vinnen vergroeid zijn, de neus wordt onder water afgesloten en ze zijn in staat om onder water een prooi te pakken zonder water in hun longen te krijgen. Door deze aanpassingen hebben ze echter het vermogen om zich makkelijk aan land voort te bewegen verloren.

De echte Antarctische zeehonden zijn de Ross-, Weddellzeehond en de krabbeneter. Deze soorten leven het gehele jaar rond het pakijs van Antarctica. Omdat de Rosszeehond zich voornamelijk ophoudt rond het dichte pakijs in de Rosszee en de Weddellzee is er weinig bekend over deze soort. Het dier heeft een vacht die op de rug donkerbruin is en aan de onderzijde crème van kleur is. Ze zijn circa 2,50 m lang en wegen circa 220 kg. De jongen worden in november en in december geboren en kunnen na de geboorte meteen zwemmen. De Rosszeehond wordt zelden waargenomen.

Van de Weddellzeehond is veel meer bekend. Het dier heeft een mooie grijze vacht met lichte vlekken. Ze zijn circa 3 m lang en wegen 400 tot 500 kg. Tussen augustus en november (in de winter!) worden de jongen op het pakijs geboren. Ze hebben dan een mooie crèmekleurige vacht. De kleintjes worden gedurende zeven weken gezoogd. Ook in die tijd moet het moederdier op zoek naar voedsel voor zichzelf. Om onder het ijs in zee te komen, maakt ze gebruik van ademgaten in het ijs, die ook de gehele winter opengehouden worden door de randen met de tanden af te knagen. Het zijn fenomenale duikers: ze kunnen meer dan een uur onder water blijven en een diepte van 400 meter bereiken. Op deze diepte leeft de Antarctische kabeljauw, het lievelingskostje van de Weddellzeehond. Het zijn tevens de luidruchtigste zeehonden. Onder water produceren ze een kakofonie van geluiden die tot in de wijde omtrek te horen zijn. De Weddellzeehond wordt in de zomermaanden ook regelmatig bij het Antarctisch Schiereiland en bij de subantarctische eilanden waargenomen.

Krabbeneters zijn eigenlijk vrij onopvallende dieren. Ze komen (bijna) nooit aan land en als ze niet in het water zijn, liggen ze op grote ijsschotsen. Ze hebben een grijsbruine vacht, zijn bijna 2,50 m lang en wegen meer dan 200 kg. De jongen worden tussen september en november op het pakijs geboren. Omdat de dieren een gebit hebben dat aangepast is aan hun dieet (voornamelijk krill) kunnen de dieren letterlijk niet goed van zich afbijten en worden daarom nogal eens aangevallen door zeeluipaarden en orka’s. Veel dieren hebben daardoor grote littekens over hun hele lijf.

Het zeeluipaard is met een lengte van circa 3 m en een gewicht van 350 kg groter dan de voorgaande zeehonden. Het dier heeft een lichtgrijze vacht met donkere vlekken. Het lijkt of deze zeehond altijd lacht. Maar achter deze lach gaat een enorme bek met gevaarlijke tanden schuil. Het is een opportunist die leeft van alles zoals krill, vis, pinguïns en jonge kreefteneters. Ze leven solitair en verblijven voornamelijk tussen het pakijs en rond ijsbergen. Een enkele keer kan een zeeluipaard op het strand aangetroffen worden. De jongen worden tussen september en december geboren.

De zuidelijke zeeolifant is de grootste zeehond van het zuidelijk halfrond. De stieren zijn meer dan twee keer zo groot als de vrouwtjes en ze wegen maximaal 3700 kg. De stieren hebben een kleine slurf, waaraan het dier zijn naam te danken heeft. De zeeolifant komt in een groter gebied dan alleen de (sub)Antarctische wateren voor. Het verspreidingsgebied strekt zich uit over de gehele zuidelijke oceaan tot aan de kusten van Chili, Argentinië en het eiland Gough, dat nog noordelijker in de Atlantische Oceaan ligt. De zeeolifanten leven in grote kolonies. Binnen de kolonie zijn er een klein aantal sterke stieren die alle een harem hebben, die soms meer dan honderd vrouwtjes omvat. De grote stieren worden in het Engels aangeduid met beachmaster. De heersende stieren gaan niet zachtzinnig om met rivalen. Ze moeten ieder seizoen opnieuw hun plaats bevechten. In oktober en november worden de kleintjes geboren.

De jonge dieren hebben een bruingrijze vacht. De oudere hebben een geelbruine vacht die ieder jaar vernieuwd wordt. De dieren liggen dan in grote groepen bijeen en schuren langs elkaar, strooien grind en zand over zichzelf en de andere heen. Pas als ze voorzien zijn van een nieuwe vacht, verlaten ze de stranden. Hun leven op zee is ronduit bizar te noemen. Bij dieren die van registratieapparatuur werden voorzien, is gebleken dat zij tot op 2 km diepte naar voedsel zoeken. Tevens brachten zij meer dan 90% van de tijd onder water door. De ideale diepte om te slapen bleek 400 m te zijn. De dieren kwamen slechts af en toe naar de oppervlakte om een enkele teug lucht te nemen.

10 prachtige bestemmingen in Antarctica