Noord-China

Swipe

Pingyao

De ommuurde stad van de oudheid

Werelderfgoed: de Oude Stad van Pingyao

In Pingyao leeft het verleden. Terwijl andere steden de moderniteit vaak hebben omarmd ten koste van hun historische erfenis, houdt Pingyao zich volhardend vast aan zijn verleden.

Als de dag aanbreekt en de ochtendzon Pingyao’s grijze stadsmuren in warme tinten baadt, voel je je in de tijd teruggeworpen terwijl je ogen een fort van de Ming-dynastie in al zijn indrukwekkende glorie aanschouwen. Wachttorens, gietijzeren kanonnen, vervaarlijke houten poorten en dikke muren geven een gevoel van ondoordringbaarheid. En dan ontwaakt de stad. Nauwe steegjes die zich om aloude hofjes slingeren vullen zich met de 480.000 bewoners van de stad. Winkels openen hun deuren en onthullen moderne kassa’s op antieke toonbanken. Buiten is het een drukte van fietsen, riksja’s en scooters. Hier in Pingyao leven de moderne tijd en eeuwenoude relieken vlak naast elkaar.

De oude ommuurde stad is een schatkamer van architectuur. Overheidsgebouwen, privéhuizen en straten in de Ming- en de Qing-stijl zijn goed bewaard gebleven. Weinig gebouwen zijn hoger dan twee etages. Ettelijke zijn versierd met prachtige dakranden, houten rasterwerkvensters, handbeschilderde glazen lantaarns en sierlijk houtsnijwerk.

Zulk betoverend mooi handwerk was niet goedkoop, maar tijdens deze twee dynastieën was Pingyao dan ook China’s financiële centrum. Zijn rijke inwoners bestonden uit kooplieden en zakenlui die even energiek uitdijende herenhuizen begonnen te bouwen als ze hun zaken deden en handel dreven. Van de vele banken in Pingyao is de Rishengchang Exchange Shop de beroemdste. De oorspronkelijk in 1643 gestichte bank bewaart nog altijd akten van haar eerste transacties.

Een van de oorzaken van de welvaart van de stad was haar ligging. Ze lag in het hart van de provincie Shanxi, tussen de centrale vlakte en de woestijn in het noorden. Han-Chinese kooplieden die de centrale vlakten bewoonden konden gemakkelijk communiceren met de noordelijke stammen en handelsrelaties met de rest van China aangaan.

Ook de onverstoorbare stadsmuren hebben het hunne gedaan om Pingyao van de 14e tot de 19e eeuw tegen plunderende vijanden te beschermen, zodat de stad snel tot bloei kon komen. De muren werden oorspronkelijk opgetrokken door de Zhou-dynastie en tijdens de Ming voor het laatst herbouwd. Nadat het Song-leger de aarden wallen in brand had gestoken, werden de wallen met bakstenen bedekt.

De fortificaties zijn afdoende – 12 m hoog en 5 m dik – en om de 50 m zijn er platforms met 3000 schietgaten op de buitenmuur, naast 72 wachttorens en een met bakstenen versterkt waterafvoersysteem bovenin. De muur wordt omgeven door een stadsgracht van 3 m diep en 3 m breed, en voor elk van de zes stadspoorten lag een ophaalbrug. U kunt in twee uur helemaal rond de muren lopen.

In de 19e eeuw verviel de eens zo dynamische stad tot provinciale onbekendheid en de muren werden een psychologische gevangenis. Toen in de jaren 1980 de moderniseringskoorts bezit van China nam, ontwikkelden planologen plannen om de oude stad af te breken en de stad opnieuw op te bouwen om ruimte te bieden aan de verhoopte toekomstige economische hausse.

Terwijl de planologen droomden van een gemoderniseerde stad en de economische wederopleving van Pingyao, voerden bewoners actie om de oude stad te redden. Professor Ruan Yisan, stedenbouwkundige aan de Tongji-universiteit in Shanghai, beijverde zich onophoudelijk om het stadsbestuur te overtuigen van de culturele waarde van Pingyao. Zijn inspanningen hadden resultaat, en de modernisering bleef buiten de oude muur. In 1986 werd Pingyao als nationale historische stad aangewezen, wat de stad beschermde tegen afbraak. De stad werd overstelpt met fondsen, waardoor de conserveringspogingen in een stroomversnelling kwamen. In 1997 bracht Pingyao het tot werelderfgoed op de monumentenlijst van de Unesco, een hoopvolle ontwikkeling.

De stad staat ook bekend als Schildpadstad (guî chéng). De zuid- en de noordpoort symboliseren de kop en de staart van een schildpad, en de vier poorten aan de oost- en de westkant symboliseren vier poten; de twee bronnen even buiten de zuidpoort zijn de ogen. Een web van steegjes verbindt de hoofdstraten op zo’n manier dat zelfs de plattegrond van de stad op de tekening van een schildpadschild lijkt.

Als je de stad binnenkomt, voel je je alsof je de set van een groots opgezette filmproductie van een Chinees historisch drama betreedt. Elegante Ming- en Qing-architectuur flankeren de schilderachtige straten. Net als in de goede oude tijd ontbreken auto’s in Pingyao’s kronkelige stegen; voetgangers en fietsers bevolken de straten en een riksjabestuurder komt langs gesneld. Je zou voor de lol in willen stappen, maar een langzame tocht te voet kan een feest voor het oog zijn. De oude woningen van de bewoners zijn fascinerende culturele relieken. De meeste complexen zijn geordend in rechthoekige hoven (sìhéyuàn), waarin kamers rondom een vierkante binnenplaats zijn geordend. Er zijn 3797 van die hofjes, waarvan er meer dan 400 in onberispelijke staat zijn. Voor een deel is dat te danken aan Shanxi’s droge klimaat en aan het feit dat ze niet door oorlogen verwoest zijn.

Er zijn zoveel huizen, tempels, musea, herbergen en winkels – waar begin je met dat alles te verkennen. Er bestaat een fikse kans dat u onderdak zult vinden in een hotel in de buurt van Ming Qing Jie (míngqîng jiê), ook bekend als Nan Da Jie, de hoofdstraat in de binnenstad. Deze straat heeft een ingrijpende restauratie ondergaan, en tot haar attracties behoren thans traditionele steenoven bedden (kàng), restaurants die Pingyao’s beroemde rundvlees serveren, en winkels die een verbazend scala van kunst en antiek aan de man brengen, zoals antiek, meubels, oude munten, Chinese schilderingen, jade, lakwerk en traditionele kledij. In vroeger dagen was deze straat bezaaid met meer dan 700 winkels, en ettelijke daarvan zijn nog exact zoals ze eeuwenlang geweest zijn. Aan deze levendige straat staat de 18,5 m hoge Stadstoren (shìlóu) – het hoogste gebouw in de stad – die er gewoon om schreeuwt beklommen te worden. Ga de toren niet op zonder uw camera: eenmaal boven zult u de aanblik van een hele stad vol golvende pannendaken willen vastleggen.

Langs Ming Qing Street zult u veel bijzondere musea aantreffen. Het Tongxinggong Armed Escort Company Museum (tóngxînggong biïojú) biedt een onthullend inzicht in de belangrijke rol die door gewapende escortes werd gespeeld in de ontwikkeling van de handel. De economische hausse onder de twee dynastieën betekende dat er veel geld van de ene plaats naar de andere moest worden overgebracht. Om diefstal te voorkomen legden de altijd inventieve en pragmatische kooplieden van Pingyao hun geldtransporten in de professionele handen van geldtransporteurs. Wang Zhenqing, een beoefenaar van de vechtkunsten, zette het eerste gewapende escortebedrijf op om deze belangrijke service, die de snelle ontwikkeling van de Chinese handel ten goede kwam, te verlenen.

De Tempel van de Stadsgod (chénghuáng miào) aan Nan da Jie dateert uit de Noordelijke Song-dynastie. Bezoekers komen binnen via een houten boogpoort met drie doorgangen en dubbele daken. De tempel heeft een theaterzaal, waar men tijdens de jaarlijkse tempelbazaar op 27 mei operavoorstellingen kan volgen, waarbij zes grote kruiken voor goede akoestiek zorgen.

Aan de oostkant van Xi Da Jie is Rishenchang (rìshêngchïng piàohào), wat “zonsopgang voorspoed” betekent, China’s eerste bank. Wat begon als de poging van één zakenman om op een veilige manier de boekhouding van zijn wijdverspreide bedrijf te voeren, ontwikkelde zich tot een banksysteem dat zeer veel navolging kreeg – een soortgelijk verschijnsel deed zich aan het eind van de Middeleeuwen in Europa voor. Het hoofdkantoor, thans in een museum herschapen, stond tijdens de Qing-dynastie op deze zelfde plaats. Het omvat 21 gebouwen, om drie binnenplaatsen. Aan elke kant van het voorerf zijn de balies, de eigenlijke bankactiviteiten vonden plaats in het huis op het middelste erf, dat als pandjeshuis diende.

Buiten Pingyao

Neem een motorfietstaxi om bij de best bewaarde herenhuizen buiten Pingyao te komen, het Hof van de Familie (eigenlijk: clan) Qiao en het Hof van de Familie (eigenlijk: clan) Wang.

Het Hof van de Familie Qiao (qiáojiï dàyuàn) was het huis van een machtige koopmansfamilie met aanzienlijke commerciële invloed, die zelfs tot buiten Shanxi reikte. In dit huis filmde de prijswinnende Chinese regisseur Zhang Yimou de opnamen voor zijn film Raise the Red Lantern.

Het op zo’n 20 km ten noorden van Pingyao gelegen complex ligt achter een 10 m hoge muur met kantelen. Op elk van de vier hoe-ken staat een wachttoren. De hoofdingang geeft toegang tot een ruim complex met een oppervlakte van 8724 m², met 313 kamers, zes grote binnenplaatsen en 20 kleinere. Een 80 m lange doorgang deelt het complex in tweeën. De binnenhoven en de gangen volgen het patroon van het Chinese karakter voor “dubbel geluk” (shuïng xi). De dakstijlen zijn gevarieerd, van scherp afhellende tot gebogen of platte dakranden. In de klassieke Qing-stijl worden uiteinden van de dakpannen met bloemen- en dierenpatronen versierd. Er zijn zo’n 140 schoorstenen, elk met een apart ontwerp. Aan de westkant bevindt zich de Vooroudertempel van de Familie Qiao (qiáojiï cítáng).

De oorspronkelijke naam van het huis was Zhai Zhong Tang, wat zoiets betekent als “eerlijk zijn in alle zaken”. Het motto van de familie Qiao, “Nakomelingen wees rechtschapen, broeders zorgen voor elkaar zodat de familie wel vaart,” is aan weerszijden van de hoofddeur ingehouwen. Belaagd door buitenlandse troepen kwam de keizerin-weduwe Cixi op haar vlucht van Beijing naar Xi’an langs de Hof van de Familie Qiao. De familie gaf haar geld, en als blijk van haar erkentelijkheid gaf keizerin Cixi opdracht om de Qiao’s een inscriptie te sturen, die nu boven de hoofdpoort hangt. Binnen de poort is een demonenwerende muur waarop de Chinese karakters voor lang leven zijn gegrift. In 1937, toen Japanse troepen China binnenvielen, ontvluchtte de familie Qiao dit verblijf voorgoed.

Het Hof van de Familie Wang (wángjiï dàyuàn) was het privéverblijf van de Wang-clan en is vier keer zo groot als het huis van de Qiao’s, met 54 binnenplaatsen en 1052 kamers. De bouw van de residentie, die in een heuvelachtig gebied ligt, nam meer dan een halve eeuw in beslag. Dit uitgedijde complex bood al in 1312 onderdak aan de eerste leden van de familie Wang. De Wangs waren een clan met een succesverhaal: begonnen als boeren en tofuverkopers waren ze later in zaken en in de politiek gegaan. Zo’n 300 leden van de familie werden later hoge ambtenaren.

Het interieur is verdeeld in drie complexen, de Oostelijke Binnenplaatsen (gïojiï yá), die over de bergterrassen verspreid liggen en drie grotwoningen omvatten; het Rode Poort-kasteel (hóngmén bao), dat slechts één poort heeft, waarvan de deur rood geverfd is; en de Voorouder-tempels (wángjiï cítáng). De straten in het complex vormen een patroon dat gelijk is aan het Chinese karakter “Wang” voor de familienaam. De gebouwen van het Wang-complex vertonen een verbijsterend aantal sculpturen en reliëfs in hout, baksteen en steen.

Na 600 jaar begon het fortuin van de familie te keren, en diverse woningen in het complex werden buiten de familie verkocht. Toen de Japanse troepen kwamen, verkocht de eigenaar Wang Yirang al de familiewinkels en verhuisde. Sindsdien worden diverse huizen van het complex bewoond door mensen die niet tot de familie Wang behoren, of werden ingelijfd bij het museum.

De Shuanglin-tempel (shuïnglín sì), een oud klooster 7 km ten zuiden van Pingyao, bezit traditionele schilderingen en zo’n 2000 terracotta figuren die dateren uit de Song- en de Yuan-dynastie. Andere tempels zijn onder meer de Zhenguo-tempel (zhènguó sì), 15 km ten noorden van Pingyao, die Boeddhabeelden bevat, en de Dacheng-hal (dàchéng diàn), ten zuiden van Pingyao. Met zijn 800-jarige geschiedenis is het de enige confuciaanse tempel die tijdens de Song-dynastie is gebouwd.

10 prachtige bestemmingen in Pingyao en China