Cher

Swipe

Abdij van Noirlac

`Het klooster is een gevangenis met open deuren', aldus Sint-Bernardus, de geestelijk leider van de cisterciënser-monniken. In Bruère-Allichamps, 4 km ten westen van Saint-Amand-Montrond, ligt een klooster dat door deze orde is gesticht: de abdij van Noirlac. Het monnikenwerk heeft hier zijn vruchten afgeworpen; er zijn weinig 12de-eeuwse gebouwen die zo goed bewaard gebleven zijn als dit klooster. De abdij werd in 1136 gesticht in de vallei van de rivier de Cher door Robert de Clairveaux, een neef van Sint-Bernardus.

In het 12de-eeuwse klooster leefden cisterciënser-monniken en lekebroeders. De monniken stonden hoger in rang en zorgden voor het geestelijke leven, de lekebroeders hadden de voedselvoorziening en het onderhoud van de gebouwen in handen. Zij bewaarden het voedsel en de wijn in de donkere voorraadkamer (Cellier). De lekebroeders werden in de loop der tijd vervangen door bedienden, omdat nog maar weinigen zich tot een leven als lekebroeder geroepen voelden. De lekebroeders sliepen boven de voorraadkamer, later deed deze ruimte slechts dienst als zolder.

De monniken hadden weinig contact met het bedienend personeel en aanbaden het zwijgen; men communiceerde veelvuldig door middel van gebaren en het geschreven woord. Slechts zelden sprak men met elkaar, met uitzondering van het voorlezen van bijbelteksten. Het kloosterhof was dan ook een plaats van stilte en meditatie, een sfeer die het kloosterhof ook nu nog oproept. Een deel van dit kloosterhof stamt uit de 13de eeuw, de rest uit de 14de eeuw.

De kloosterkerk is een loflied op het licht. De binnenvallende zonnestralen weerkaatsen op geelwitte kalkstenen zuilen en muren. Dit samenspel van licht en steen komt u overal in de kloostergebouwen tegen en is vooral opvallend door het ontbreken van versierselen: eenvoud was het motto van de cisterciënser-monniken. Het koor van de kerk dateert uit de beginjaren van het klooster. De deur in de noordelijke dwarsvleugel van de kerk leidt naar het kerkhof; de deur werd slechts voor de doden geopend.

Rondom het kloosterhof liggen nog een aantal andere bezienswaardige ruimtes, waaronder de kapittelzaal, de ontmoetingszaal van de monniken, en de 12de-eeuwse monnikenkamer, waar zij onder meer hun manuscripten schreven. De grote ramen werden pas in de 18de eeuw in de muren gezet. Achter de monnikenkamer ligt de tuin van het complex.

De 9 m hoge eetzaal (refectorium) wordt verlicht door spitsboogvensters met erboven roosvormige ramen.

In de beginjaren van de abdij sliepen de 50 monniken die hier leefden in een slaapzaal, geheel gekleed op een dun matje. In de 16de eeuw waren er nog maar een dozijn monniken en in de 18de eeuw liep hun aantal verder terug tot 6. Zij bouwden comfortabele kloostercellen voor zichzelf; de oorspronkelijke regels van eenvoud raakten in de vergetelheid.

Abdij van Noirlac geopend: juli-aug. dgls. 9.45-18.30 u. (12-13.45 u. gratis toegang); april-juni en sept. dgls. 9.45-12 u. en 13.45-18.30 u.; okt.-jan. wo.-ma. 9.45-12 u. en 13.45-17 u.; febr.-mrt. dgls. 9.45-12 u. en 13.45-17 u.; 45 min. durende rondleidingen: vertrek om 10 u.

10 prachtige bestemmingen in Abdij van Noirlac en Dordogne en Lot