Guatemala

Swipe

De economie

Volgens de grondwet van 1985 is de regering verplicht de economische en sociale politiek met elkaar te verbinden, maar aangezien de militairen en de politici een deel van de oligarchie vormen is dit een probleem. Een relatief kleine elite heeft de grond en het kapitaal in handen en is niet bereid tot enige verandering.

De economie van Guatemala is vooral afhankelijk van de export van een beperkt aantal landbouwproducten die 70% van de exportopbrengsten voor hun rekening nemen en waarmee 55% van de beroepsbevolking zich bezighoudt. Koffie is het belangrijkste exportartikel gevolgd door bananen, suikerriet, kardemom en katoen.

De ongelijke verdeling van de grond is een van de belangrijkste problemen in Guatemala: driekwart van de grond is in het bezit van 10% van de eigenaren. Deze situatie is ontstaan toen aan het einde van de 19e eeuw door de burgerlijke bovenlaag land werd weggeschonken voor exportproductie. Daarnaast is er een enorme versnippering van land ontstaan en is het verschil tussen groot- en kleingrondbezit steeds extremer geworden: bijna 90% van de bedrijven is kleiner dan 7 ha. Deze zeer kleine bedrijfjes bevinden zich vooral in het westelijke hoogland, waar de bevolkingsdichtheid hoog is en de bodem schraal. De mannen moeten dan ook vaak in oogsttijd seizoenarbeid verrichten op de grote fincas en haciendas aan de kust, waar met machines voor de export geproduceerd wordt. De kleine inheemse bedrijfjes produceren voor eigen gebruik en voor de binnenlandse markt. Door een lager wordende productiviteit van de bodem als gevolg van erosie moet een deel van de voedingsgewassen zoals maïs en tarwe ingevoerd worden. Oplossingen voor het erosieprobleem in de vorm van kunstmest en de meer ecologische oplossing van het aanleggen van terrassen zijn voor de kleine boer meestal te duur.

Het belangrijkste exportproduct koffie heeft een wat vochtig klimaat nodig. Om schaduw te creëren worden bananenbomen tussen de koffiestruiken geplant. 80% van de productie is afkomstig van grote bedrijven en tweederde van de export gaat naar de Verenigde Staten en Duitsland.

De bananenindustrie is jarenlang in handen geweest van de beruchte United Fruit Company en is vanaf de jaren zeventig in diverse handen overgegaan. Het internationale concern Del Monte is nu de grootste producent, die vooral naar de Verenigde Staten exporteert, terwijl het nationale bedrijf Cobigua zijn afzet vooral in Saudi-Arabië en Italië vindt. In de bananenindustrie is sprake van permanente arbeid, terwijl bij de koffieteelt alleen seizoenarbeid verricht wordt.

De verbouw van suikerriet is sinds de jaren vijftig weer wat op gang gekomen, evenals die van katoen en de productie van vlees. Door de onstabiele prijzen op de wereldmarkt staat de export echter onder zware druk.

Het jongste exportproduct is kardemom dat vanaf de jaren zeventig verbouwd wordt om de afhankelijkheid van koffie iets terug te dringen. Dit gewas wordt dan ook op voormalige koffieplantages geplant. Guatemala is nu een belangrijke producent die vooral naar de Arabische landen exporteert. India is de grootste concurrent die diverse pogingen onderneemt om Guatemala van de eerste plaats te verdringen door nieuwe soorten te kweken. Maar ook andere Midden-Amerikaanse landen hebben dit product ontdekt.

De productie van het traditionele exportproduct katoen loopt terug doordat het ecologische evenwicht van de grond verstoord is als gevolg van het overmatige gebruik van DDT waarbij jaarlijks ook honderden arbeiders om het leven kwamen. Verder levert dit product op de wereldmarkt weinig op.

Door onder andere de stijging van de condoomproductie in de strijd tegen aids neemt de rubberproductie weer toe ondanks het feit dat de grond aan de zuidkust duur is en er pas na 7 jaar geoogst kan worden. Ten slotte wordt de veefokkerij aan de Pacifische kust en in de Petén door de overheid bevorderd en is vlees, ondanks de matige kwaliteit, een belangrijk exportproduct geworden dat vooral in de Verenigde Staten zijn afzet vindt.

De industrialisering is vanaf 1945 op gang gekomen, waarbij de nadruk vooral op voedings- en genotmiddelen lag. In 1960 werd de Midden-Amerikaanse markt (MCCA) gesticht om de regionale industrie en de investeringen te stimuleren. Begin jaren zeventig ontstond er een toename van de industriële productie als gevolg van buitenlandse investeringen, zodat veel bedrijven in handen kwamen van multinationals.

De ontwikkeling van de industrie wordt geremd door een zwakke binnenlandse markt; er is weinig koopkracht door lage lonen, stijgende kosten van het levensonderhoud en inflatie. Vanwege de politieke instabiliteit en de burgeroorlog wordt er weinig geïnvesteerd waardoor er een enorme kapitaalvlucht is ontstaan.

De voedings- en genotmiddelenindustrie neemt samen met de textielindustrie en de productie van bouwmaterialen een belangrijke plaats in. Herstel van de productie van papier, hout, cosmetica, staal, glas, synthetische stoffen en farmaceutische producten is een economisch streven. In de toekomst wil men zich meer gaan richten op niet-traditionele producten als chemische producten, bloemen, sesam, schaaldieren en groente. Om de ontwikkeling van het kleinbedrijf te stimuleren is hulp van de staat en buitenlandse ontwikkelingsorganisaties onontbeerlijk ook in verband met de ontwikkeling van een middenklasse.

Guatemala kent een drietal energiebronnen die nog niet allemaal geheel geëxploiteerd worden. In de Petén en Alta Verapaz zijn aardolievondsten gedaan waarvan de winning echter nog rendabel gemaakt moet worden. Deze is vaak geheel in buitenlandse handen, zodat Guatemala er zelf nauwelijks van profiteert. Ecologische problemen spelen ook een rol; vaak verdwijnen grote stukken tropisch regenwoud van de aardbodem. De energiewinning uit waterkracht is een goed alternatief maar er is nog weinig mee gedaan. Ten slotte is geothermische energie een derde energiebron die tot nu toe helaas een aantal ongelukken met zich mee heeft gebracht en waarvoor specialisten uit het buitenland gehaald moeten worden.

Typisch voor de economie in een ontwikkelingsland is het bestaan van de ‘vendadores ambulantes’ oftewel de informele sector waarbij geen regels gelden en geen belastingen worden geheven, maar er ook geen geregeld inkomen is. Op straat wordt van alles verkocht en ook met dienstverlening in de vorm van schoenen poetsen en auto wassen wordt wat verdiend. Veel arme boeren trekken van het platteland naar de stad in de hoop werk te vinden en een toekomst op te bouwen. De helft van de werknemers in de informele sector bestaat uit deze voormalige boeren.

Na de export van koffie komt het toerisme op de tweede plaats als bron van inkomsten. De meeste toeristen komen met een reisorganisatie en verblijven zo’n twee weken in Guatemala als onderdeel van een reis door een aantal landen of in combinatie met Mexico. De helft van de toeristen komt uit Midden-Amerikaanse landen; de Amerikaanse toeristen komen op de tweede plaats en de Duitsers op de derde. De staatsorganisatie INGUAT probeert het toerisme te promoten en de Ruta Maya stimuleert het ecotoerisme. Een probleem van toerisme is de invloed op de cultuur, in dit geval de inheemse cultuur waarbij het belangrijk is dat de toerist bereid moet zijn zich aan te passen aan de heersende waarden en normen en in gedrag en kleding respect moet tonen voor de inheemse volkeren. Dat betekent ook dat men niet de gekochte inheemse textiel moet gaan dragen, dat wordt door de inheemse bevolking totaal niet op prijs gesteld!

Ondanks de jaarlijkse economische groei van 4% is het inkomen per hoofd van de bevolking gedaald. Er is een stijging van de werkloosheid (nu al 40%) en de armoede neemt toe. Er worden op sociaal-politiek gebied nauwelijks investeringen gedaan en de trage bureaucratie remt iedere vooruitgang.

Rondreizen

Groepsrondreis Guatemala

Tijdens deze avontuurlijke rondreis door Guatemala ontdek je de prachtige, ongerepte natuur, de kleurrijke inwoners en de oude koloniale gebouwen. We brengen...

v.a. 2129.00 p.p.

10 prachtige bestemmingen in Guatemala