IJsland

Swipe

Vulkaanuitbarstingen

De gegevens over uitbarstingen vanaf 1947 tot heden zijn tot stand gekomen dankzij de bereidwillige medewerking van IJslands beroemdste vulkanoloog en filmer van vulkaanuitbarstingen: Vilhjálmur ‘Willy’ Knudsen en zijn te vroeg overleden vader Ósvaldur Knudsen. Behalve het uitvoerig verslaan van uitbarstingen, runt Willy in Reykjavík een eigen theater, waar ook zijn videostudio is gevestigd. Het adres luidt: The Volcano Show, Hellusund 6a, Reykjavík. Om deze opsomming niet al te lang te maken zijn alleen de grotere uitbarstingen opgenomen.


 


1104 Hekla


De eerste op schrift vastgelegde uitbarsting. Enorme gebieden, waaronder de nederzetting in Thjórsárdalur, werden verwoest.


1362 Öraefi


De vulkaan Öraefajökull barstte in 1362 uit onder het uitstoten van de grootste asregen uit de geschiedenis van IJsland. Het resultaat was dat Litla Hérad, het kleine district, volledig verlaten werd, waarna de streek de naam Öraefi kreeg, hetgeen verspild land betekent. Boerderijen in het Öraefi-district werden verplaatst naar verhoogde plaatsen en gebouwd in kleine groepen (clusters) op de berghellingen.


1783 Lakagígar


Van 1 juni tot 8 juni werd de streek waar de rivier Skaftá ontspringt getroffen door een reeks heftige aardbevingen. Op de ochtend van 8 juni ontstond een ongelofelijk dikke rookwolk vol met as, die de zon verduisterde. Twee dagen later spoot uit een rij van 100 kleine kraters, samen de 30 km lange Lakagígar vormend, de lava omhoog en stroomde zuidwaarts, naar het 200 m diepe en 50 m brede Skaftádalur, dat volledig werd opgevuld door de dunvloeibare lava. Vervolgens stroomde de lava verder en bereikte 25 km verder de zee, onderweg boerderijen, kerken en dorpen vernietigend. Hierdoor ontstond een groot lavaveld, Skaftáreldahraun, dat met zijn oppervlakte van 565 km2 en een inhoud van 12 km3 het grootste lavaveld ter wereld is dat ooit bij één enkele uitbarsting is ontstaan. Deze uitbarsting (Skaftáfires) was ook de krachtigste vulkanische spleeteruptie ter wereld. Een enorme wolk vulkaanas ontstond bij deze uitbarsting, die tot in Zuid-Europa merkbaar was. Doordat ook grote delen van gletsjers smolten en vervolgens door de enorme hitte verdampten, ontstonden er enorme wolkbreuken. Het water kon niet door de Skaftá verder en overspoelde het land, waardoor alsnog vele, door de lava gespaarde, huizen werden weggespoeld. Twee maanden lang heerste er een diepe duisternis, waarna, op 13 augustus, opnieuw een uitbarsting volgde. De lava kon alleen nog maar in zuidoostelijke richting vloeien, richting Hverfisfljót, waarvan het dal ook volledig werd gevuld. De eruptie had vreselijke gevolgen voor de IJslanders: weliswaar was niemand door de lava gedood, maar de as en giftige gassen lieten de oogst mislukken, terwijl ziekte en hongersnood een ongeëvenaarde hoeveelheid slachtoffers eiste, zowel bij de mensen als onder de veestapel. De helft van het rundvee (12.000 stuks), 75% van de paarden (18.000) en schapen (190.000) en 25% van de IJslandse bevolking (10.000) kwamen om het leven. Denemarken had plannen klaar om de rest van de IJslandse bevolking naar Jutland over te brengen, maar die plannen liepen op niets uit. Deze eruptie werd uitvoerig beschreven door priester Jón Steingrímsson, die leefde van 1728 tot 1791.


1918 Katla


De laatste uitbarsting van deze vulkaan onder de Myrdalsjökull.


1961 Askja


De voorlopig laatste uitbarsting in de Askja-caldera duurde van 26 oktober tot 7 december. De lava bedekte een gebied van 11 km2 en het volume werd geschat op 0,1 km3.


1963 Surtsey


De meest recente onderzeese uitbarsting begon op 14 november 1963 en duurde maar liefst 3,5 jaar. Er ontstonden 3 eilanden: Surtsey, Christmas Island en Klein-Surtsey. Na de eruptie bleef alleen Surtsey bestaan. Gedurende deze jaren openden en sloten verschillende kraters. De grootte van Surtsey was na afloop 2,7 km2. Tegenwoordig is het eiland nog slechts 1,8 km2 groot.


1973 Heimaey


Van 23 januari tot 26 juni barstte de vulkaan op het enige bewoonde eiland van de Westmann-eilanden. De lava bedekte een gebied van 3,2 km2 en het volume werd geschat op 0,23 km3. Een uitvoerige beschrijving staat elders.


1975 Myvatn


De grote Myvatn-uitbarsting begon in de zomer met een aantal aardbevingen. Toen bleek dat deze bevingen in de herfst nog steeds aanhielden, werd een civiel verdedigingsplan opgesteld in het aan het meer gelegen plaatsje Reykjahlíd. Op de eerste dag van de uitbarsting (20 december 1975) vond in de caldera van de Krafla een groot aantal aardbevingen plaats. Op één dag zakte een groot deel van de caldera meer dan 2 m en een kleine krater vormde zich ten noorden van de berg Leirhnjúkur. Er kwam gedurende slechts 20 minuten lava uit, die een gebied van maar 0,5 km2 met lava bedekte. Het continue inzakken van de grond duurde tot maart 1976. In februari 1976 werd een magmakamer ontdekt op 3 km onder de Leirhnjúkur, in het midden van de Krafla-caldera. De bodem van deze magmakamer bevond zich op 7 km diepte. Tot 1984 heeft deze magmakamer zich afwisselend gevuld en geleegd, waarbij de lava niet altijd op de aardkorst terechtkwam.


1977 Krafla


Op 27 april vond een uitbarsting plaats in de vulkaan Krafla bij Myvatn. Er vormden zich 2 kraters aan de noordelijke rand van de caldera. Plotseling kwam er een enorme ondergrondse magmastroom uit de magmakamer, die in zuidelijke richting naar de stad Reykjahlíd stroomde. Deze ondergrondse stroom veroorzaakte zoveel druk in de spleet ten oosten van de stad, dat de berg Námafjall aan de andere kant van deze spleet binnen 24 uur maar liefst 2,1 m van de stad vandaan werd geduwd en de stad zelf 30 cm omhoog werd getild. De silicaatfabriek Bjarnarflag die op de spleet stond, werd die dag 28 cm langer.


1977 Krafla


Op 8 september vond opnieuw een uitbarsting plaats in de vulkaan Krafla. De magmakamer begon om 16.00 uur aan de noordkant ondergronds leeg te stromen. Ten noorden ervan opende zich om 18.00 uur een 1,5 km lange krater, die slechts 4 uur open bleef. Om 20.00 uur begon een reusachtige ondergrondse stroom zich vanuit de magmakamer naar het zuiden te verplaatsen, net als in april 1977. Deze ondergrondse stroom snelde met een snelheid van 2 m/s in de richting van Reykjahlíd. Binnen 2 uur en 45 minuten veroorzaakte dit zoveel druk op de spleet ten oosten van de stad, dat de berg Námafjall 1 m van de stad werd verplaatst en de stad zelf 7 cm omhoog werd gedrukt. Om middernacht kwam de lava door een 1134 m diepe stoompijp bij de fabriek bovengronds. De eruptie via deze pijp duurde slechts 60 seconden, maar toch kwamen vele tonnen lava naar boven. Grjótagjá (de grote grot in oude lava bij de stad, waarin men kon baden) werd te warm om nog langer in te baden en is hiervoor tot op de dag van vandaag nog steeds te heet. Stóragjá, een andere in de stad gelegen grot (voor baden te koud en dus ongeschikt), werd vanaf die dag perfect om in te baden en is sindsdien erg populair geworden.


1984 Krafla


Van 4 tot 18 september stroomde een ongelofelijke hoeveelheid lava uit een 10 km lange scheur in de grond zowel in noordelijke als in zuidelijke richting.


1991 Hekla


Van 17 januari tot 11 maart liet de Hekla voor het laatst van zich horen. Zij stootte een 12 km hoge as- en rookwolk uit. De lava bedekte een gebied van 20 km2 en het volume werd geschat op 0,15 km3. Deze uitbarsting bereikte nauwelijks het wereldnieuws doordat gelijktijdig de Golfoorlog uitbrak.


1994 Hengill


Het begin van een serie aardbevingen vanuit de Hengillvulkaan, die tot 2000 aanhielden. Op 6 km diepte stroomde magma, maar de wetenschap was het oneens of dit tot een uitbarsting zou leiden. Men is het er wel over eens, dat het een aardbeving met een kracht van 7-8 op de schaal van Richter tot gevolg zal hebben. En daarop wacht Reykjavík nu nog steeds…


1996 Bárdabunga


Na een serie zware aardbevingen in de vulkaan Bárdabunga begon op 1 oktober een uitbarsting 10 km ten noorden van Grímsvötn. Al op de tweede dag doorbrak de eruptiekolom de 600 m dikke gletsjer en bereikte een hoogte van 3 km. De eruptie duurde 2 weken, waarbij het smeltwater Grímsvötn in stroomde, terwijl het ijs rond de vulkaan omhooggedrukt werd. Pas op 5 november volgde de gletsjerdoorbraak. Normaliter duurt zo’n doorbraak 10-14 dagen, maar dit keer duurde de vloedgolf slechts 1 dag, waardoor gigantische hoeveelheden water, ijs en grind over de spoelzandvlaktes in Zuid-IJsland stroomden. Hierbij werden 30 km weg en enige bruggen verwoest, maar 10 dagen later werd de weg alweer heropend, zij het met een flink aantal omleidingen en tijdelijke bruggen. Zomer 1997 werd de weg officieel heropend, maar de reparatie van de bruggen werd pas in 1998 voltooid. De nieuwe vulkaan werd Gjalp gedoopt. Deze gebeurtenis was wereldwijd voorpaginanieuws, waardoor buitenlanders de indruk kregen dat IJsland aan het zinken was. Dit had zelfs een vrij groot aantal reisannuleringen tot gevolg!


1998 Grímsvötn


Op 18 december vond opnieuw een uitbarsting plaats onder de Vatnajökull. De paddenstoelvormige rookkolom reikte tot 10 km hoogte. De in de kolom optredende bliksem was zo kolossaal, dat deze in Reykjavík te zien was. De eruptie duurde 10 dagen en er volgde een kleine gletsjerdoorbraak. Wetenschappers hebben bekendgemaakt dat zij hier de komende 20-30 jaar vrijwel jaarlijks een eruptie verwachten.


2000 Hekla


Op zaterdag 26 februari 2000 om 18:17 uur plaatselijke tijd begon een uitbarsting van de vulkaan Hekla. Dit was ook de eerste keer dat wetenschappers van tevoren gewaarschuwd werden voor de naderende -eruptie – 30 minuten voor de uitbarsting. De IJslanders werden 15 minuten voor de uitbarsting via de tv gewaarschuwd. Zaterdagavond was op de top een 6-7 km lange spleet zichtbaar. De rookkolom steeg tot een hoogte van bijna 15 km en de uitgestoten as kwam zelfs op het meest noordelijke eiland Grímsey terecht. Hoewel het hoogtepunt van de uitbarsting binnen een uur werd bereikt, was de eruptie nog enige dagen bezig en een indrukwekkende lavarivier vloeide uit de enige nog actieve krater naar het oosten. De kustwacht, die zondag over het gebied vloog, meldde dat de verse lava een gebied bedekte van maximaal 3-4 km lang. CNN zond een deel van de eruptie live uit, omdat toevallig een televisieploeg op de Westmann-eilanden aanwezig was om opnames te maken van de orka Keiko.


2010 Eyjafjallajökull


Vulkaanuitbarstingen onder de gletsjer Eyjafjallajökull op IJsland in maart en april 2010 hebben geleid tot overstromingen en evacuaties op IJsland en een verstoring van het Europese vliegverkeer door een grote vulkanische aswolk. Het betreft hier niet de 1666 meter hoge vulkaan Guðnasteinn onder de Eyjafjallajökull, maar spleeterupties ten oosten hiervan.


 


Wat staat IJsland nog meer te wachten?


Op dit moment wordt er nog steeds een reeds jaren verwachte uitbarsting van de Katla, onder de Myrdalsjökull, verwacht. De Katla barstte in 1918 voor het laatst uit en in haar geschiedenis is zij gemiddeld tweemaal per eeuw tot uitbarsting gekomen. De dikte van de ijskap boven de vulkaan varieert van 450 tot 700 m. Het staat vast, dat er een magmakamer onder de Katla zit, die van 2 km diepte tot aan zeeniveau reikt. Van april 1992 tot april 1993 waren er dagelijks aardbevingen met een kracht van 1 tot 3 op de schaal van Richter, die hun oorsprong op twee verschillende plekken onder de gletsjer hadden. Jaarlijks vinden reddingsoefeningen plaats in het plaatsje Vík, ten zuiden van de gletsjer, en op het omliggende platteland. Wanneer er een uitbarsting plaatsvindt zal hoogstwaarschijnlijk het volgende gebeuren: Er zal een grote explosie binnen de gletsjer plaatsvinden met een vele dagen durende asregen. De geleerden verwachten niet dat er een uitstroming van lava zal plaatsvinden. De watervloed, die vanaf de gletsjer komt zal ongeveer tweemaal zo groot zijn als de grootte van de Amazonerivier. In het verleden zijn vaak tijdens uitbarstingen van de Katla enorm grote elektrische ladingen in de lucht ontstaan en veel mensen werden tot 30 km van de vulkaan door de bliksem getroffen. Normaal zullen de enorme waterstromen en stukken ijs langs de zandvlaktes dicht bij het plaatsje Vík naar beneden komen. Wanneer het water de zee bereikt, ontstaat een enorme getijdengolf langs de kust, zowel in oostelijke als in westelijke richting. Een van deze golven treft de Westmann-eilanden, kaatst terug en zal het dorp Vík overspoelen (zo’n vloedgolf heet tsunami). De aardbevingen van 1992 waren westelijker dan gewoonlijk, wat kan betekenen dat het water op nog drie andere plaatsen zal ontsnappen, wat de reddingsoperaties nog moeilijker zal maken.


 


Internationale reddingsoefening


De grootste reddingsoefening die ooit op IJsland werd gehouden vond van 25-27 juli 1997 plaats en werd door de Icelandic National Civil Defence georganiseerd. 1400 reddingswerkers en militairen uit verschillende landen namen deel aan deze oefening. Er werd van het volgende scenario uitgegaan: ‘Vlak bij Reykjavík heeft een zware aardbeving plaatsgevonden, met een kracht van 7 op de schaal van Richter. (Een dergelijke aardbeving wordt inderdaad verwacht.) Het wegennet is zwaar beschadigd en de elektrische leidingen en pijpleidingen die de hoofdstad van heet en koud water voorzien waren afgesneden. Ook zouden duizenden mensen medische hulp nodig hebben.’ Naast 1000 IJslanders werd deelgenomen door 400 reddingswerkers en militairen uit België, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Roemenië, Rusland, Tsjechië, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. De Russen namen een verplaatsbaar hospitaal mee, die aan een parachute uit een vliegtuig geworpen kon worden. Anderen namen helikopters, schepen en vliegtuigen mee. De leiding van de oefening lag in handen van Sólveig Thorvaldsdóttir, de nieuwe directeur van de Icelandic National Civil Defence. Na afloop van de zeer geslaagde oefening was er wel kritiek op de IJslandse reddingsteams: Alle reddingswerkzaamheden waren al uitgevoerd voordat de buitenlandse reddingsteams op de rampplaats gearriveerd waren…

10 prachtige bestemmingen in IJsland