Jamaica

Swipe

Ontwikkelingen onder Brits bestuur

Na de dood van Oliver Cromwell en de mislukte overname van de macht door zijn zoon Richard, werd de monarchie in Engeland, door Cromwell afgeschaft, hersteld. Karel II keerde in 1660 terug uit ballingschap en het leven in Engeland hernam zijn normale gang.

In mei 1655 werd de eerste Britse gouverneur naar Jamaica gestuurd, Robert Venables, in feite opperbevelhebber over de strijdkrachten. In 1661 vestigde zich, in opdracht van de koning, de eerste echte gouverneur op het eiland: Edward D'Oyley. Vanuit het koninkrijk werden mensen gestimuleerd zich op Jamaica te vestigen. Vele boeren en handelaren gaven gevolg aan die oproep en binnen betrekkelijk korte tijd werd Jamaica een welvarende Britse kolonie. Er ontstonden grote suikerrietplantages en ook de verbouw van koffie en tabak nam een enorme vlucht. Wat de Britten er al lange tijd deden, intensieve veeteelt, werd verder uitgebouwd.

Omdat Villa de la Vega, inmiddels Spanish Town, strategisch minder goed gelegen was werden veel diensten verhuisd naar het door de boekaniers opgezette Kingston dat beschikte over één van de grootste natuurlijke havens in de wereld. De stad groeide razendsnel en werd van grote betekenis voor de economie van het eiland. In 1872 werd het aangewezen als de nieuwe hoofdstad van Jamaica.

Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw breidde het aantal suikerrietplantages zich snel uit. Suikerriet was een van de meest winstgevende producten, vooral omdat het werk op de onafzienbare velden werd verricht door slaven die met name in West-Afrika gevangen genomen waren. Vanaf 1640 waren de Britten al bezig met de verbouw van suikerriet, ze brachten dus de nodige ervaring, opgedaan in Barbados, over naar het veel grotere Jamaica. In de 18e eeuw werd Jamaica daardoor de grootste suikerrietproducent van de wereld.

Engeland had in het noorden van Amerika een dikke vinger in de pap, dat voor een belangrijk deel van de Britten afhankelijk was, vooral als gevolg van de vele goederen die vanuit de kolonies in het Caraïbisch gebied werden aangevoerd. In feite deelden de Britten de lakens uit in Noord-Amerika en ze beschouwden de staten dan ook als kolonies, maar van veel geringere betekenis dan de gebieden die ze in het Caraïbisch gebied bezaten.

Thomas Jefferson schreef in 1775 de Onafhankelijkheidsverklaring (Declaration of Independence) die op op 4 juli 1776 (nog steeds de datum waarop de onafhankelijkheid in de VS gevierd wordt) door 12 van de 13 staten werd ondertekend. Op 9 juli van dat jaar sloot ook de 13e staat (New York) zich aan.

Vanaf 1775 was Engeland in oorlog met de staten die zich probeerden los te maken van de belangrijke Engelse invloeden. De oorlog zou tot 1783 duren en het had een enorme invloed op de Jamaicaanse economie die vooral gericht was op Noord-Amerika en daarvan in belangrijke mate afhankelijk was. Behalve suiker waren er ook tal van graansoorten die naar Amerika geëxporteerd werden. Uit die tijd dateert ook de opkomst van zoute vis (saltfish), voornamelijk gebruikt als voedsel voor de slaven. Het is overigens nog steeds een populair hap op Jamaica.

Er werden in die tijd, met name door Britse schepen, grote aantallen slaven naar Jamaica gebracht, nodig om te voorzien in de behoefte aan mankracht op de zich voortdurend uitbreidende plantages.

Om de eigenaren van de plantages blanco volmachten te geven over (de behandeling van) de slaven werd de 'Slave Code' opgezet. Slaven werden daardoor volledig afhankelijk van hun eigenaren die op dat gebied buiten de bestaande wetten opereerden. Slavenopstanden bleven niet uit, maar werden met straffe hand en vaak op bloederige manier neergeslagen.

Vanaf de 2e helft van de 18e eeuw kwamen steeds meer slaven, overal op de wereld, in opstand tegen hun eigenaren en de regeringen van de landen. In die tijd had men met twee verschillende kleurlingen te maken: mulatten, nakomelingen van zwarte slaven met blank bloed in de aderen, en zwarten. In 1790 kregen de mulatten op het naburige Hispaniola burgerrechten. Het zwarte deel van de bevolking aldaar kwam in opstand en tal van plantages werden platgebrand of op andere manier vernield. Meer dan 12000 mensen kwamen daarbij om het leven, maar men bereikte dat in 1804 een zelfstandige zwarte staat op Hispaniola gevestigd werd: Haïti.

In Engeland ontstond steeds meer verzet tegen de slavernij en op 1 januari 1808 werd een wet van kracht die de handel in slaven door Britten verbood. Dit had nauwelijks invloed op de handel in slaven aangezien de slavernij in andere landen nog niet verboden was. Er werd volop gesmokkeld en in 1831 brak met Kerstmis opnieuw een grote opstand onder de slaven uit onder aanvoering van Sam Sharpe, niet alleen slaaf, maar ook prediker binnen de grote baptistische gemeenschap. De opstand werd neergeslagen en Sharpe werd opgehangen in Montego Bay. Zijn naam leeft voort als naam van het plein en hij werd later postuum aangewezen als één van de Jamaicaanse nationale helden.

In juli 1833 kwam er in Engeland een wet tot stand, de Emancipation Act, die erin voorzag dat op 1 januari 1834 alle slaven in vrijheid zouden worden gesteld. Als tegemoetkoming aan de planters werd een overgangsregeling aangenomen waarin werd bepaald dat kinderen onder de leeftijd van 6 jaar volledig vrij zouden zijn, alle anderen moesten nog 4 tot 6 jaar op de plantages blijven werken. Uiteindelijk duurde het tot 1 augustus 1838 voordat alle slaven hun vrijheid herkregen en burgerrechten konden uitoefenen.

10 prachtige bestemmingen in Jamaica