Surrey County

Swipe

Saint Thomas Parish

Toen Columbus in 1494 hier aankwam was het bevolkt door Taíno's. Het gebied was bij uitstek geschikt voor veeteelt en dus zetten Spaanse kolonisten er veehouderijen op, met name in het zuidelijke deel tussen het huidige Morant Bay en Yallahs. Toen de Britten het bewind overnamen in 1655 moedigden zij kolonisten, die zich op andere plaatsen gevestigd hadden, aan om te verhuizen naar de plaatsen waar de Spanjaarden al het nodige ontginningswerk gedaan hadden. Het zou er gemakkelijk zijn om de veeteelt verder uit te breiden. Meer dan 1600 mensen, hoofdzakelijk van Nevis, één van de Leeward eilanden die behoren tot de Kleine Antillen (waartoe o.a. ook St.Maarten behoort) namen de uitdaging aan. Ook de gouverneur van Nevis en zijn vrouw kwamen met de kolonisten mee, maar het werd een enorme teleurstelling, in korte tijd kwamen meer dan 1000 mensen om het leven ten gevolge van koortsaanvallen.

Op 17 juni 1674 landde de Franse admiraal Du Casse nabij het tegenwoordige Morant Bay en vermoordde vrijwel de gehele bevolking. De op de plantages werkzame slaven werden gevangen genomen en afgevoerd naar Santo Domingo. Later namen groepen Maroons bezit van het gebied en vestigden zich in de bergen waar ze één geheel gingen vormen met de Maroons die er zich vanuit Portland gevestigd hadden. Samen vormen ze de Windward Maroons, je kunt ze vinden op tal van plaatsen in de Blue Mountains, naar schatting leven er ongeveer 12.000 in dit gebied.

Hoewel het district zeer bergachtig is, wordt er veel landbouw bedreven. Met name suiker en bananen zijn belangrijk voor de Jamaicaanse export. De meeste boomgaarden in het gebied leveren fruit voor lokale consumptie. De belangrijkste inkomstenbron wordt gevormd door de opbrengst van de bauxietmijnen en het toerisme. Veel mensen vinden werk in fabrieken waar elektrische apparaten worden samengesteld.

Morant Bay

Het mag duidelijk zijn dat de plaats bekend werd door de opstand die daar in 1865 uitbrak en die van grote betekenis zou zijn voor de gelijkstelling van de blanke en de zwarte bevolking (kijk bij Morant Bay opstand hierna). In de eerste plaats is het de hoofdstad van het St.Thomas district, gelegen aan de monding van de Morant River, er wonen ongeveer 10.000 mensen.

De inwoners van Morant Bay beweren dat het nog een van de weinige echt Jamaicaanse steden is waar 'slowly, slowly' het motto van alledag is. Als je de Jamaicaanse drukte wilt ontvluchten en wilt opgaan in het echte Jamaicaanse leven dan kom je (nog steeds volgens de inwoners) vanzelf in Morant Bay terecht. Het moet gezegd: het is een leuke stad waar gastvrijheid vanzelfsprekend is. Het heeft niet zoveel bezienswaardigheden, maar het standbeeld van Paul Bogle voor het oude gerechtsgebouw, de leider van de Morant Bay opstand en nationale held van Jamaica wordt, in percentages van het aantal bezoekers, misschien wel vaker gefotografeerd dan het standbeeld van Bob Marley in Kingston. Het beeld, oorspronkelijk vervaardigd door Edna Manley, is verwijderd (geweest?) voor restauratie nadat vandalen er schade aan hadden toegebracht. Het gerechtsgebouw is in elk geval zeker weer herbouwd nadat het tot twee maal toe vernietigd werd. Voor de eerste maal in 1865 tijdens de opstand, in 2007 verwoestte brand het pand.

De lokale markt van Morant Bay behoort tot de kleurrijkste van Jamaica. Als je er iets niet kunt vinden dan is het op Jamaica niet aanwezig. Veel toeristen verlaten de markt met een rasta kapsel.

Breng ook een bezoek aan de 'Arcade' waar je kunt zien hoe Jamaicanen zich staande houden. In dicht opeen staande houten winkeltjes zijn schoen- en kleermakers aan het werk, kun je zien hoe kunstig allerlei metalen worden bewerkt en je vindt er een enorm aanbod van Jamaicaanse souvenirs, zowel kunst als kitsch.

Er zijn tal van eetgelegenheden in de stad waar je tegen een redelijke prijs lokale spijzen krijgt opgediend. Wat te denken van kippenpootsoep of geit in currysaus?

Het ontbreekt ook niet aan verblijfsmogelijkheden in Morant Bay en het wat oostelijker gelegen Port Morant. Het is bijna vanzelfsprekend dat je er een paar nachten blijft, al is het maar om te genieten langs één van de fraaiste stranden van Jamaica: Lyssons Beach. Prospect Beach, ook een buitengewoon fraai strand, vind je nabij Port Morant nadat je vanuit Morant Bay de Golden Shore Beach gepasseerd bent.

Bath

Op ongeveer 10 kilometer ten noorden van Port Morant ligt het plaatsje Bath. De weg er heen is een prettige bijkomende toeristische attractie, maar je gaat vooral naar Bath om de botanische tuinen te bezoeken. Je vindt er allerlei bloemen, planten en struiken die ooit naar Jamaica werden overgebracht terwijl ze oorspronkelijk ergens anders groeiden. Zo is de bougainvillea, die je overal op Jamaica ziet, ook van buiten Jamaica aangevoerd. Maar ook mango, jackfruit en zelfs het bijna nationale volksvoedsel breadfruit (zo genoemd omdat deze na gekookt te zijn de smaak heeft van vers gebakken brood) komt van elders. In september wordt in Bath een breadfruit festival georganiseerd.

De botanische tuin dateert uit 1779 en is opgezet door de toenmalige gouverneur. De meeste planten zijn aangevoerd door kapitein William Bligh die in dienst van de Britse regering de Caribbean doorkruiste met één van de Britse oorlogsschepen: de HMS Providence. Hij kreeg opdracht daartoe van de gouverneur en bracht vanaf 1793 een geweldige hoeveelheid exotische en op Jamaica onbekende gewassen van zijn reizen mee.

Bath ontleent zijn naam aan de geneeskrachtige bronnen die er uit de grond opborrelen. Ze werden in 1695 ontdekt door Jacob, een ontsnapte slaaf die op zijn vlucht in een put viel. De zweren op zijn benen genazen daarna. Uit dankbaarheid of bijgeloof keerde hij terug naar de plantage vanwaar hij ontsnapte en toonde het wonder aan zijn meester. Vanaf 1699 exploiteert de Jamaicaanse overheid de bronnen.

De Morant Bay opstand

Op 11 oktober 1865 brak de Morant Bay opstand (Morant Bay Rebellion) uit. Paul Bogle leidde een groep van ongeveer 400 zwarte volgelingen vanuit het noorden naar Morant Bay. Hoewel de opstand geen succes had, gaf de gebeurtenis wel de aanzet tot de strijd om gelijke rechten voor blanken en zwarten. Niet alleen op Jamaica, ook in het Britse parlement werden de rechten van de zwarte bevolking aan de orde gesteld.

In die tijd was er officieel al geen sprake meer van slavernij, deze werd op 6 augustus 1834 afgeschaft, hoewel het tot 1 augustus 1838 duurde voordat dit op geheel Jamaica een feit was. Afschaffing van de slavernij betekende echter lang niet altijd een verbetering voor de voormalige slaven, ze moesten nu zelf in hun onderhoud voorzien, iets wat ze nooit eerder gedaan hadden. Grote armoede was dan ook het gevolg ondanks het feit dat ze recht hadden op gelijke beloning en zelfs stemrecht hadden. Helaas, door allerlei vormen van tegenwerking van blanke zijde waren er in 1864 slechts 2000 zwarten in staat om daadwerkelijk hun stem uit te brengen. Tegenover een totale bevolking van bijna een half miljoen werd hun stem dan ook niet gehoord. De armoede werd nog eens versterkt door diverse natuurrampen die het gebied in 1864 teisterden en die de oogst van de zwarte bevolking, die uiteraard de slechtste plaatsen toegewezen gekregen hadden om zich te vestigen. Hulp bleef achterwege. De natuurrampen werden in 1865 vanwege de slechte waterkwaliteit, gevolgd door een cholera epidemie die het aantal zwarten decimeerde en die ook nog eens vergezeld werd door een mazelen epidemie. Na 1865 werd het land geteisterd door een periode van droogte waardoor de suikeroogst mislukte. Suikerplantages sloten hun poorten en de werknemers, meestal de vroegere slaven, kwamen op straat te staan. Onder bepaalde condities konden de vroegere slaven op de plantages blijven wonen maar dit werd door hen gezien als een terugkeer tot de slavernij.

In 1865 zond dr. Edward Underhill, secretaris van de Baptistenmissie en uitgezonden vanuit Groot- Brittannië, een petitie aan het koloniale bewind waarin hij wees op de slechte situatie waarin de zwarte bevolking verkeerde. Alles wat in de petitie werd aangevoerd werd door de Jamaicaanse gouverneur Edward Eyre ontkend. De zwarte bevolking organiseerde bijeenkomsten (Underhill meetings) om met elkaar te bespreken op welke manier hun situatie verbeterd zou kunnen worden. Men besloot het hogerop te zoeken en een petitie te zenden aan koningin Victoria. Deze petitie moest echter aangeboden worden via de gouverneur, die er meteen zijn eigen op- een aanmerkingen aan toevoegde. De koningin, uiteraard beïnvloed door hetgeen haar representant Eyre in zijn toelichting had gezegd, beantwoordde de petitie met de mededeling dat het beter zou zijn om harder te werken dan om hulp te vragen.

De maat was voor een aantal afgevaardigden van het Jamaicaanse parlement (vaak nakomelingen van vroegere slaven) vol en een van hen, George William Gordon, zelf ook met donker bloed in de aderen, moedigde de zwarte bevolking aan om voor hun rechten op te komen en ondersteunde hun organisatie met geld. Voorganger Paul Bogle van de baptistengemeente nam de uitdaging aan en organiseerde bijeenkomsten. De Europese bevolking ter plaatse was bang dat ze opnieuw rake klappen zou krijgen, net zoals bij de opstand van de indianen in 1857 en vreesden nu een opstand door de zwarte bevolking die in aantal vele malen groter was dan de indiaanse. Men deed er dan ook alles aan om, goedschiks of kwaadschiks, de zwarte bevolking onder controle te houden.

Dat lukte min of meer, maar het vuurtje tot gelijke berechtiging bleef onzichtbaar door smeulen. Het veranderde in een brand toen op 7 oktober een proces begon tegen een zwarte Jamaicaan. Hij werd ervan beschuldigd te zijn binnengedrongen op het terrein van een reeds lang verlaten plantage om deze te 'plunderen'. In feite hoopte hij daar nog iets eetbaars aan te treffen. Tijdens het proces werd de man echter vooral beschuldigd van stemmingmakerij tegen de blanken en nog tijdens het proces kwam het tot een treffen tussen enkele politiemannen en de in hoofdzaak zwarte toeschouwers waarbij de agenten met stokken en stenen werden afgetuigd. Bovendien werd de politie beschuldigd van machtsmisbruik en eiste men een proces tegen hen. Hun protest mocht niet baten, de klagers werden opgepakt en in de gevangenis gezet. Onder hen was Paul Bogle.

Een paar dagen later, op 11 oktober, organiseerde een andere leider, Randall Brown, een protestmars naar Morant Bay waar men optrok naar het gerechtsgebouw. Het gebouw werd bewaakt door enkele onervaren semi-militairen. De groep, ongeveer 400 mensen groot, probeerde het gerechtsgebouw binnen te dringen met gebruikmaking van stokken en stenen. De bewakers schoten op de menigte waarvan er zeven omkwamen. Dat wakkerde de woede van de zwarte menigte sterk aan en men doodde 18 personen onder wie de bewakers en enkele blanke hoogwaardigheidsbekleders. Ze namen de controle over de stad in handen en het aantal rebellen groeide in korte tijd uit tot meer dan 2000. Deze kwamen rovend en moordend vanaf het platteland en sloten zich bij de rebellen aan.

Gouverneur John Eyre zond een grote troepenmacht naar Morant Bay die geen enkele moeite had om de nauwelijks bewapende zwarten te overmeesteren. Het werd een bloedbad, de soldaten schoten op alles wat bewoog en ook (zwangere) vrouwen, kinderen en burgers die niets met de opstand te maken hadden werden zonder pardon afgeslacht. Na het optrekken van de kruitdamp telde men 439 doden. Ook werden er 354 zwarte Jamaicanen gevangengenomen. Alle gevangenen die al eerder gearresteerd waren werden naar Morant Bay overgebracht en daar, onder oorlogsrecht, soms zelfs zonder enige vorm van proces, opgehangen. Paul Bogle was een van hen. Nog eens 600 anderen, ook mensen waarvan niet eens vaststond dat ze deel genomen hadden aan de opstand, werden 'normaal' berecht. Ze kregen lange gevangenisstraffen of zware lijfstraffen. De huizen van het zwarte deel van de bevolking van Morant Bay werden platgebrand.

Georg Wiliam Gordon, die zich sterk had gemaakt voor de rechten van de zwarten werd ervan verdacht het brein te zijn geweest achter de opstand. Hij was echter een afgevaardigde van het volk en genoot een zekere vorm van onschendbaarheid. Hij bevond zich op dat moment in Kingston en gouverneur John Eyre liet hem daar arresteren op verdenking van oorlogsmisdaden. Hij werd overgebracht naar Morant Bay, waar de noodwetten in verband met de opstand nog steeds golden, en voor de krijgsraad gebracht die er nauwelijks een dag voor nodig had om hem, via snelrecht, schuldig te verklaren. Op 23 oktober 1865 werd hij, samen met William Bogle, de broer van Paul, publiekelijk opgehangen.

Paul Bogle leeft voort als een van de nationale helden van Jamaica. Tussen 1969 en 1989 sierde zijn afbeelding het 2-dollar biljet van Jamaica en sinds 1991 staat zijn afbeelding op het muntstuk van 10 cent.

10 prachtige bestemmingen in Saint Thomas Parish en Jamaica