Suriname

Swipe

Joden

De invloed van de joden op de Surinaamse gemeenschap is nog maar van geringe betekenis. Het aantal joden dat bij een van de twee joodse gemeenten staat ingeschreven, bedraagt nauwelijks 1% van de totale bevolking van Suriname. De meeste joden zijn niet actief met hun geloof bezig. Iedere zaterdagochtend is het weer de vraag of het minimumaantal deelnemers wordt gehaald voor het vieren van de heilige sabbat in de synagoge aan de Keizerstraat.

De betekenis van de joden voor de Surinaamse samenleving is in het verleden zeer groot geweest. Rond 1700 telde de kolonie onder de blanken driemaal zoveel joden als christenen. Veel gebruiken in taal, voeding en gewoonten, en persoons- en plaatsnamen zijn terug te voeren op de invloed van de joden uit het begin van de koloniale periode van Suriname. Een willekeurige pagina uit het telefoonboek laat geen twijfel bestaan over de Portugees-joodse oorsprong van sommige namen: Fernandes, Robles de Medina, Emanuels en Da Costa. Plaats- en straatnamen als Bersaba, Jodensavanna en Jodenbreestraat. Ook in de taal is de joodse invloed merkbaar: een treef is ‘dat wat verboden is’, afgeleid van het joodse terefa. Een ander voorbeeld: In de tijd dat de joden hun stempel op de Surinaamse samenleving drukten, was het hun verboden om niet-geschubde vis te eten. Vandaar dat het eten van ‘gladvis’ nog altijd niet erg geliefd is onder de nakomelingen van hun slaven, de creolen.

Tegenwoordig is de leefwijze van de meeste joden in Suriname om praktische redenen versoepeld. Een kosjere huishouding voeren in de tropen is vrijwel niet mogelijk. Een huwelijk aangaan met een anders-gedoopte wordt oogluikend toegestaan. Immers, bij gebrek aan geschikte kandidaten is de spoeling zeer dun geworden.

Geschiedenis

De geschiedenis van de joden in Suriname is terug te voeren tot het jaartal 1652, toen Lord Willoughby een aantal joodse kolonisten uit Barbados meenam om zich in Suriname te vestigen. De kolonie, destijds in handen van de Engelsen, had dringend behoefte aan kolonisten met kapitaal en kennis van plantagelandbouw. In 1664 werd een nieuwe groep Portugees-joodse immigranten uit Brazilië dan ook met open armen ontvangen. Deze nieuwkomers waren wegens godsdienstvervolging in Portugal uitgeweken naar de Hollandse kolonie Pernambuco aan de kust van Brazilië. Toen ook dat deel van Brazilië in Portugese handen viel, zochten zij een nieuw heenkomen in een land waar zij hun religie vrij konden uitoefenen.

In 1665 kreeg de Hebreeuwse natie, zoals de nieuwe immigranten in Suriname werden genoemd, van het toenmalige Engelse bewind het recht op een eigen schutterij, een school en op het bouwen van een synagoge, die in 1685 werd opgeleverd. Deze privileges werden ook door het Hollandse bewind, in navolging van de Engelsen, gehandhaafd. De meeste joden vestigden zich aanvankelijk in het inmiddels verdwenen stadje Thorarica, maar trokken uiteindelijk naar een savannegebied ongeveer 50 km ten zuiden van het huidige Paramaribo, dat de naam Jodensavanna kreeg. Zij legden zich met succes toe op de teelt van suikerriet naar voorbeeld van de Portugese koloniën in Brazilië.

Tegen het eind van de zeventiende eeuw was de joodse gemeenschap in Suriname uitgegroeid tot ongeveer zeshonderd leden. Samen bezaten zij veertig plantages, waarop ongeveer negenduizend slaven werkten.

Achteruitgang

Rond de tweede helft van de 18e eeuw raakten joodse plantagehouders hun plantages kwijt door aanvallen van marrons (gevluchte slaven) en door uitputting van de grond. Hollandse geldschieters weigerden nieuwe kredieten aan joodse planters in Suriname, waardoor steeds meer joden in financiële moeilijkheden raakten. De economische crisis dwong veel joden uiteindelijk hun plantages te verkopen en naar ‘foto’ te trekken: de in opkomst geraakte stad rond Fort Zeelandia.

De meesten vonden in Paramaribo een nieuw bestaan in de handel en nijverheid. Maar niet alleen de economische achteruitgang van de joodse gemeenschap deed haar aanzien verminderen, ook het groeiend antisemitisme speelde een rol. Pas in 1825 werden de joden voor de wet gelijkgesteld aan de overige blanken in de kolonie Suriname, hetgeen ook inhield dat zij hun privileges kwijtraakten. Een al dan niet aangestoken brand in Jodensavanna in 1832 vernielde de laatste bewoonde huizen van het eens voor de Joden zo belangrijke stadje. In de daaropvolgende jaren wiste het oerwoud de laatste sporen van Jodensavanna uit, totdat in de 20e eeuw de fundamenten van de synagoge weer werden blootgelegd.

Veel Surinaamse joden zijn tegen het einde van de negentiende eeuw naar Europa weggetrokken. Om hun plaats in de samenleving weer op te vullen, waren de Staten van Suriname bereid na de Tweede Wereldoorlog 30.000 ontheemde Europese joden op te vangen. De stichting van de staat Israël stak daar echter een stokje voor. Momenteel zijn er twee joodse gemeenten in Suriname, de Portugees-Israëlitische Gemeente van de sefardische joden en de Nederlands-Israëlitische Gemeente van de asjkenazische joden.

10 prachtige bestemmingen in Suriname