Tanzania

Swipe

Maasai

De Maasai vormen misschien wel het bekendste volk van Afrika. Hun rijzige gestalte, hun strijdlust, hun kleurrijke kleding en hun, voor Europeanen vreemde riten en gewoonten, zijn door de eeuwen heen aanleiding geweest tot spannende verhalen bij de open haard.

Niemand weet waar ze precies vandaan komen. Maasai betekent ‘hij die de taal van de Maa spreekt’. Nu heeft men nimmer vast kunnen stellen wie of wat de Maa waren en men gaat er dan ook van uit dat het een van de vele Nilotische volkeren geweest is die door de loop van de tijd verdwenen zijn, samengesmolten met andere volkeren. Evengoed spreken ze hun eigen taal.

Ze kwamen in de 17e eeuw uit Noord-Afrika met hun kuddes, de Nijlvallei volgend. Binnen het Maasai volk kent men weer diverse andere volkeren, hoewel dit waarschijnlijk geen aparte volkeren zijn in de zuivere betekenis van het woord; ze komen voort uit één stamvader. Ze kleden zich op eigen wijze en ze hebben hun eigen zeden en gewoonten.

In Tanzania leeft de grootste stam, de Ilkisongo, waarvan het belangrijkste gedeelte zich weer ophoudt in het noorden van het land. Geleidelijk aan trekken tegenwoordig kleinere groepen zuidwaarts, immer op zoek naar weidegrond voor hun kudden. De Maasai zijn bekend geworden als gevolg van het feit dat ze zich ophielden op die plaatsen die ook veel door toeristen bezocht werden en op de plaatsen waar de handelskaravanen langskwamen. Ze zijn opvallend lang en vaak knap van uiterlijk.

Ook hun levenswijze gaf aanleiding tot verhalen die de wereldpers haalden. Wie weet niet dat ze bloeddorstig waren? Maasai dronken het bloed van hun beesten. Wie kent niet hun kracht? De Maasai waren onoverwinnelijk. Hun speren troffen altijd doel. Wie was niet bang voor de roofzucht van de Maasai? Na hun vele strooptochten kwamen ze altijd rijk met buit beladen terug in hun kralen.

Tegenwoordig verdwijnen vele oude tradities in hoog tempo. De jongens worden er niet meer op uitgestuurd om een leeuw te doden om te bewijzen dat ze volwassen, ‘moran’ geworden zijn. De inwijdingsrituelen zijn vervaagd, hoewel er duidelijke fasen zijn in het leven van vooral de man. Een jongen van omstreeks vijftien jaar wordt na zijn besnijdenis krijger en mag zijn eigen speren dragen, zijn eigen kleurrijke kleding en zijn eigen beschilderingen. Bij de vrouwen is er geen overgang in levensstadia. De meisjes huwen nadat is gebleken dat ze in staat zijn om kinderen te krijgen.

Binnen de Maasai gemeenschap zijn de taken dus strikt verdeeld, nog precies zo als in vroeger dagen. Het valt op dat de zwaarste taken zijn weggelegd voor de oudere vrouwen: hutten bouwen, zorgen voor voedsel en brandhout, water halen, soms van heel ver. Hoeden van het vee is een taak voor de jonge jongens, nog niet oud genoeg om krijger te zijn. Ze worden daarbij geassisteerd door de oudere meisjes voordat deze huwen.

De krijgers trekken er echter niet langer op uit om vee (terug) te roven, dus doen ze weinig meer dan ‘krijger’ zijn, waarbij het bedrijven van de liefde een van hun voornaamste bezigheden is. Het krijgersvak is opgehouden te bestaan. Veel mannen trekken naar de kust om hun geluk daar te beproeven, maar doorgaans keren ze na kortere of langere tijd weer terug naar hun volk.

Het seksleven van de Maasai wordt beheerd door de vrouw, die doorgaans verscheidene minnaars heeft. Ze is daarbij volkomen vrij in haar doen en laten. Mannen en vrouwen vormen afzonderlijke en hechte gemeenschappen en worden nauwelijks in elkaars gezelschap gezien.

De Maasai leven van hun vee. Ze geloven dat alle vee op aarde hun eigendom is. Zelfs in hun groeten klinkt dat door: ‘Keserian ingishu?’, ‘hoe gaat het met het vee?’. Niets van het vee gaat verloren, zelfs de uitwerpselen worden gebruik voor het dichten van hun huizen, van de urine worden medicijnen en schoonmaakmiddelen gemaakt.

De Maasai kennen hun eigen handwerkslieden, hun producten zijn onmisbaar binnen de gemeenschap, maar hun aanzien is lager dan die van de overige leden van het volk.

De geschiedenis van de Maasai kent vele heldendaden. Grensoverschrijdend met Kenia was hun rijk ooit vijfmaal zo groot als de oppervlakte van België en Nederland tezamen. Een epidemie onder het vee en een pokkenepidemie onder de mensen decimeerde het bezit en het aantal leden van het volk aan het einde van de 19e eeuw.

De krijgers, sterk in aantal geslonken, vormden een gemakkelijke prooi voor hun aartsvijanden, de Kikuyu, die zich voornamelijk in Kenia gevestigd hebben en daar ongeveer 20% van de totale bevolking vormen.

10 prachtige bestemmingen in Tanzania