Chili

Swipe

‘Chile Indigena’ (Inheems Chili)

Drie inheemse bevolkingsgroepen vormen in Chili nog omvangrijke gemeenschappen, die hun eigen cultuur hebben weten te bewaren: Mapuche-indianen in Zuid-Chili; Aymaras en Atacameños in de woestijnen en hoogvlaktes van het 'Grote Noorden'. Van de (pure) Vuurland-indianen zijn nog maar twee Onas en 17 Alacalufs in leven (bron: NRC 2-10-93). Een aparte positie nemen de Paaseilanders in, die met zo'n 900 personen tegenwoordig een minderheid vormen op hun afgelegen eiland.

Hoewel de meeste Chilenen mestiezen zijn en indiaanse voorouders hebben zijn ze niet trots op hun inheemse culturen, en worden de indiaanse inwoners veelal als tweederangsburgers beschouwd. Een merkwaardige Chileense tegenstrijdigheid vormt de grenzeloze bewondering voor zowel de Spaanse conquistadores, als de heldhaftige aanvoerders van de door diezelfde Spanjaarden onderdrukte volken. Zo zijn Diego de Almagro en Pedro de Valdivia even grote volkshelden als de Mapuche-strijders Lautaro, Caupolicán en Colo-Colo (naar die laatste is Santiago's beste voetbalelftal genoemd).

De indiaanse cultuur heeft altijd een vrij grote rol gespeeld in Chileense literatuur, kunst en muziek. Maar de inheemse bevolking zelf heeft een achtergestelde positie onderaan de sociale ladder, en is in het recente verleden sterk gediscrimineerd. Die discriminatie blijkt uit kleine, haast onbetekenende dingen: veel Mapuche-vrouwen zijn in Santiago bij rijke families in dienst als huishoudster, en worden 'mapuchita' (mapuchetje) genoemd. Hoewel het gebruik van dergelijke verkleinwoordjes in Zuid-Amerika meestal vriendelijk wordt bedoeld (gringito!, mamita!, papito!) heeft het toch een zekere minachting als basis. Spreek de indiaanse inwoners van Chili liever niet aan met 'indio', een woord dat (in heel Zuid-Amerika) meestal een negatieve, discriminerende betekenis heeft. Gebruik de woorden Aymara, Mapuche, 'gente indigena', of spreek meer algemeen over campesino (boer) of paisano (landsman).

De laatste jaren vindt er een opleving plaats van de indiaanse culturen, met een groeiend zelfbewustzijn en een strijd om landrechten en verbetering van de leefomstandigheden in de inheemse gemeenschappen. Sinds de democratische regering van Aylwin in 1990 worden de rechten van de inheemse volken weer erkend. In 1993 is de 'ley indigenas' aangenomen, een nieuwe wet op de inheemse volken, die hen erkent als nationale minderheid, en hun meer mogelijkheden biedt om aanspraken te maken op het land dat zij eeuwen lang bewerkten.

De Mapuches

De grootste indiaanse bevolkingsgroep in Chili is die van de Mapuches, letterlijk: 'mensen van de aarde'. We kunnen ook spreken van de Araucaniërs, een woord uit de tijd dat dit volk zich (eeuwenlang) verzette tegen de Spaanse veroveraars en later de Chileense staat. De Mapuches wonen in de IXe Región van Zuid-Chili: Araucanía, en verder in het aangrenzende Los Lagos, en in de Argentijnse provincies Neuquén, Rio Negro en Chubut. Araucanía wordt ook nog wel de 'Frontera' (de grens) genoemd, uit de tijd van het Mapuche-verzet. Het Mapuchevolk bestaat uit verschillende groepen: Mapuches in Araucanía, groepen Huilliches rond Osorno en op Chiloé, en Pehuenches in de Andes op de grens met Argentinië.

In Chili leven (inclusief Mapuche-mestiezen) ongeveer een miljoen Mapuches ('tribaal nieuws' 1992). Hiervan wonen ongeveer 400.000 Mapuches in drieduizend kleine, traditionele gemeenschappen rond de stad Temuco; de rest vooral in enkele grote steden (Santiago). In Argentinië wonen nog 100.000 Mapuches. Veel Mapuches zijn door huwelijken met niet-indiaanse inwoners of door de trek naar de stad hun tradities kwijtgeraakt, maar veel anderen hebben hun cultuur behouden. De Mapuche-cultuur heeft een eigen taal ('Mapudungu'), eigen kleding, tradities en religie. De Mapuches leefden van oudsher in evenwicht met de natuur, met een geloof in een balans tussen de krachten van het goede (de god Ngenechen) en het kwade (de god Wekufu). Gemeenschappelijk landbezit en een hiërarchische familiestructuur zijn de basis van hun cultuur. Families wonen verspreid over het land, (vroeger) in traditionele rechthoekige huizen van houten palen, 'ruca' genoemd. Op kleine lapjes grond worden met kleinschalige landbouwtechnieken aardappelen, bonen, tomaten, tarwe en aardappelen verbouwd voor eigen gebruik. Daarnaast zijn weverij en keramiek belangrijk, en veel kunstenaars voorzien in hun levensonderhoud door het vervaardigen van 'artesanía'. Het dagelijks leven van de Mapuches is sterk verbonden met religie en een aantal ceremoniën. Hoewel officieel katholiek heeft het Mapuche-geloof een heel eigen karakter, waarbij de vrouwelijke sjamaan of 'machi' het contact met de geesten onderhoudt en zorgt voor genezing. Voorouderverering speelt een grote rol en is een middel om in contact te komen met een hogere wereld. Tot ver in de vorige eeuw werden voorouderpalen of 'chemumül' (lange houten palen in de vorm van menselijke gedaanten) op begraafplaatsen neergezet. De belangrijkste ceremonie is de Nguillatún, een driedaagse ceremonie waarin de machi vraagt om goed weer, een goede oogst of dankt voor de oogst. De machi bespeelt daarbij de trommel ('kultrun'), en er wordt muziek gemaakt en gedanst.

De cultuur van de Pehuenches, een groep Mapuche-indianen uit het stroomgebied van de Bio-Bio rivier op de Chileens-Argentijnse grens in een ontoegankelijk deel van de Andes, wijkt iets af van de Mapuche-cultuur van het laagland. De Pehuenche-cultuur is van oudsher verbonden met de bijzondere araucariaboom, een heilige boom voor de Mapuches. De Pehuenches verzamelen in het najaar de eetbare 'piñones' (zaden) van de araucaria's, die (vroeger) een belangrijke grondstof voor hun voedsel vormden. Het woongebied van de Pehuenches is regelmatig bedreigd door de bouw van stuwdammen en kap van de araucariabossen.

De Aymaras

De ongeveer 20.000 (officiële cijfers) Aymara-indianen van Chili's Grote Noorden maken deel uit van de 1,5 miljoen Hooglandindianen van Chili, Peru en Bolivia. De Chileense Aymaras leven op en langs de rand van de Altiplanohoogvlakte aan de grens met Bolivia. Door de grens zijn ze van de Boliviaanse cultuur afgesneden, waarmee ze echter nauwe historische en culturele banden hebben.

De Aymara-samenleving is van oudsher gebaseerd op de 'ayllu', een gemeenschap (meestal huizengroep) waarin familieleden gemeenschappelijke grond bewerken. In kleine ayllu's verspreid over de hoogvlakte leiden ze hier onder moeilijke omstandigheden (ijle lucht, kou) een zwaar bestaan. De Aymaras hebben zich echter met succes op de hoogvlakte weten te handhaven door hun grondige kennis van de natuur, en doordat hun cultuur geheel is ingepast in de ecologie van de Altiplano. Zo leiden ze een nomadisch bestaan aangepast aan de seizoenen: in de zomer weiden de Aymara-herders hun kuddes lama's en alpaca's op de bofedales van de hooglandsteppe voor wol en vlees, en kunnen in de hooggelegen dorpen (Parinacota, 3500 m) nog gerst en aardappels worden verbouwd. In de winter dalen mensen en vee af naar de lager (rond 3000 m) gelegen oases en kloofdalen van de Precordillera (of siërra) die smeltwater uit de Andes ontvangen, waar de mensen met uitgekiende traditionele technieken gewassen als maïs, uien, bonen, aardappelen, gerst en quiñoa (een graan) verbouwen en soms nog fruitbomen kunnen kweken. De Aymaras leven verder van het verhandelen van de producten van hun lama's, alpaca's en schapen (gedroogd vlees, 'charqui', melk en wol). Van de wol worden kleden geweven, die ze verkopen of ruilen voor andere producten (zie onder). De Aymaras zelf zijn in de loop der eeuwen aangepast aan het bestaan op grote hoogte, de ijle lucht en de koude: hun hart is groter en ze hebben meer rode bloedlichaampjes.

Vreemde overheersing

Het contact met de Spanjaarden maakte een einde aan de sociale organisatie van de Aymaras, en luidde een lange periode van uitbuiting en onderdrukking in, die tot op heden voortduurt. De Spanjaarden stichtten 'indiaanse dorpen' om de groepen bij elkaar te houden en te controleren. Alleen op de hoogvlakte waar de Spanjaarden niet kwamen konden de Aymaras hun traditionele bestaan voortzetten. Een lange periode van onderdrukking door de Spanjaarden (tewerkstelling in de mijnen, gedwongen verbouw van landbouwproducten voor de Spanjaarden), werd gevolgd door een Chileense regeringspolitiek van modernisering en 'nationale integratie'. Vervreemding van hun cultuur, ontvolking, en een trek naar de stad waren het gevolg, zodat er nu weinig over is van de eens zo bloeiende cultuur en het gebied nu een van de armste streken van Chili is. Opvallend veel akkers van de siërra-dorpen liggen er verlaten bij, en veel Aymaras leiden een uitzichtloos bestaan in de krottenwijken van Arica en Iquique. Maar de Aymaras houden vol in hun lange strijd om het behoud en de herontwikkeling van de eigen cultuur. Aymara-organisaties komen op voor hun rechten, en de recente democratisering en de wet op de inheemse volken heeft de Aymaras nieuwe hoop gegeven, dat de vicieuze cirkel van armoede en onderontwikkeling kan worden doorbroken.

Een geslaagd voorbeeld om de oude tradities en cultuur nieuw leven in te blazen is de stichting van het nieuwe dorp Lirima, op de hoogvlakte ten oosten van Iquique.

Aanbevolen achtergrondinformatie over de Aymaras:

De stichting Samenwerkingsverband Hooglandindianen (SHI) geeft voorlichting over de Aymaras, publiceert brochures en verkoopt Aymara-textiel in Nederland. Informatie: SHI, postbus 263, 6700 AG Wageningen, tel. 0344-635108, www.antenna.nl/shi.

De Atacameños

De Atacameños vormen een kleine bevolkingsgroep in het Grote Noorden, die een vrij klein gebied tussen de Atacamawoestijn en de rand van de Altiplano bewoont, met als centrum San Pedro de Atacama. De Atacameños noemen zichzelf 'Kunza' of 'Likan Antai', 'mensen van deze aarde'. De Atacameños bewonen natuurlijke oases en kloofdalen aan de oostkant van de Atacamawoestijn, die smeltwater uit de Andes ontvangen, waardoor akkerbouw mogelijk is. De Atacameños houden onder meer lama's en alpaca's, waarbij er (net als bij de Aymaras) een systeem bestaat van 'transhumance' tussen de winterweiden in de rivierdalen en de zomerweiden van de Altiplano. In de rivierdalen liggen permanente dorpen (Caspana, Lasana, Toconao) waar op terrassen ('andenes') geïrrigeerde landbouw voor eigen productie mogelijk is. San Pedro de Atacama is al duizenden jaren lang het centrum van de Atacameense cultuur Hoewel er volgens antropologen geen 'echte', dat wil zeggen raszuivere, Atacameños meer zijn rekenen volgens de laatste volkstelling van 1992 zo'n 3500 mensen zich nog tot het Atacameense ras. Veel van deze Atacameños leven in de steden Calama en Antofagasta, daarheen gedreven door het gebrek aan mogelijkheden zich in hun eigen omgeving economisch te ontwikkelen. De uittocht begon aan het eind van de 19e eeuw, na de Pacifische Oorlog, met het aanleggen van de spoorlijn Bolivia - Antofagasta, en de exploitatie van zilvermijnen en nitraatmijnen. De reusachtige kopermijn van Chuquicamata trok daarna vele inheemse bewoners naar Calama. De leegloop van de dorpen blijft een groot probleem voor het voortbestaan van de dorpen van 'el Interior'. De laatste jaren begint echter een lichte opleving van het culturele bewustzijn van de Atacameños, nu ze door de regering als 'inheems volk' zijn erkend. Gepoogd wordt de campesinos te organiseren en zo tegenwicht te bieden tegen de macht van de grote mijnbouwmaatschappijen en de waterleidingbedrijven in de streek. Een aanzet tot ontwikkeling van het Atacameño-gebied is onder meer de bouw van een nieuw 'Colegio Politécnico' in San Pedro, waar nieuwe landbouwtechnieken en het beheer van kleine ondernemingen worden onderwezen. Zo wordt geprobeerd de jeugd in San Pedro te houden.

10 prachtige bestemmingen in Chili