Cuba

Swipe

Geleide economie

De Cubaanse economie noemt men geleide economie. Dat wil zoveel zeggen dat er geen vrije markt is. Uitgaande van de gedachte dat ieder in gelijke mate eigenaar is en ieder in gelijke mate in de opbrengst deelt, dient ieder in gelijke mate arbeid te verrichten. De staat bepaalt wie wat en hoeveel produceert. Doe je het beter dan de staat van je verlangt, word je uitgeroepen tot ‘modelarbeider’. De beloning die ertegenover staat varieert van een extra dagloon tot extra verlof, soms wordt zelfs extra vakantie toegekend in een speciaal daarvoor aangewezen vakantieverblijf. Degene die te weinig productie levert, wordt in het openbaar gewaarschuwd of krijgt straf.

De werkloosheid op Cuba is laag (in 2013 was dat 4,3%, dit was dan weer hoog in vergelijking met eerdere jaren a.g.v de economische crisis), het systeem verhindert dat de cijfers groeien naar Europese waarden. Vooral in de dienstverlenende sector werken soms tien mensen aan een karwei dat gemakkelijk door twee personen gedaan zou kunnen worden. Tijdens de suikeroogst vordert de staat personeel uit alle geledingen om te helpen het belangrijkste exportartikel, de kurk waar de economie op drijft, binnen te halen.

Cuba is het land van de suiker, sinds jaar en dag de grootste suikerproducent ter wereld. Het belangrijkste exportartikel is derhalve suiker met al zijn afgeleiden, zoals rum. Na de ineenstorting van de Sovjet Unie heeft ook de suikerindustrie op wankelen gestaan. De suiker werd geoogst met behulp van Russisch gereedschap, met Russische machines. Op zeker ogenblik was de Sovjet Unie niet meer in staat om de machines te vervangen en de onderdelen raakten op. Veel machinale arbeid ging daardoor verloren, de oogst moest weer met mankracht binnengehaald worden.

Inmiddels heeft men op Cuba fabrieken gebouwd waar onderdelen voor het machinepark vervaardigd worden. Mede dankzij dit initiatief is de import van industriële goederen teruggedrongen tot minder van 40% van alle goederen die geïmporteerd worden. Vroeger was dit meer dan 60%. De cijfers zijn enigszins vertekend doordat er op Cuba, mede door toedoen van het toerisme, meer behoefte bestaat aan luxe goederen.

Behalve dat de opbrengst drastisch verminderde nam ook de export af. Meer dan 60% van de export ging naar de Sovjet Unie, die er aanmerkelijk meer voor betaalde dan Cuba op de wereldmarkt gekregen zou hebben als ze het daar aan zou kunnen bieden. Dat geldt onverminderd voor producten die ingevoerd moesten worden, de Sovjet Unie leverde tegen prijzen die in geen enkele verhouding stonden tot de wereldprijzen. De val van de Sovjet Unie bracht Cuba aan de rand van de honger, (staats)armoe was weer troef. Hoewel de export naar de Sovjet Unie nog steeds van groot belang is, breidt de markt zich geleidelijk uit.

China, Canada en de Zuid-Amerikaanse landen zijn zeer geïnteresseerd in de Cubaanse exportproducten. Zij behoren, samen met Spanje, inmiddels tot de belangrijkste handelspartners van Cuba. In 2008 werd ook Brazilië toegevoegd aan het lijstje van belangrijke handelspartners.

Men zou zeggen dat Cuba, waar een geweldige hoeveelheid koeien rondloopt, geen gebrek zou hebben aan rundvlees. De praktijk bewijst anders. Dat er weinig melk is lijkt logisch, de koeien van Cubaanse afkomst worden gekweekt voor het vlees, het zijn geen melkkoeien. Hoewel, uit Canada werden een aantal jaren terug twee fokstieren geïmporteerd. Ze kregen de naam F(idel)1 en F2. Een nakomeling van F2 presteerde het om op haar topdag 121 liter melk te produceren, goed voor een vermelding in het Guinness Book of Records. Natuurlijk is ook geprobeerd om koeien uit andere landen, met name Canada te importeren. Ze bleken, in tegenstelling tot stieren, niet tegen het klimaat bestand te zijn.

Andere landbouwproducten, zoals citrusvruchten, koffie en natuurlijk tabak, nemen als exportartikel een minder grote plaats in. Voor de binnenlandse economie zijn ze evenwel van essentieel belang. Cuba voorziet voor bijna 70% in de eigen behoefte. Het toerisme is hard op weg om Cuba er weer enigszins bovenop te helpen. Inmiddels komt 25% van het nationale inkomen uit het toerisme, dat als gevolg van de economische crisis stabiliseerde en zelfs terugliep, maar waarvan men hoopt dat het zich in de toekomst verder zal uitbreiden.

Het belangrijkste aspect van het toerisme is de werkgelegenheid. Per werknemer dient het hotel enkele honderden CUC’s per maand aan de overheid af te dragen. Een hotel dat goede dienstverlening hoog in het vaandel heeft, zal zich wel tweemaal bedenken om op personeel te bezuinigen.

Lange tijd heeft Cuba de blik gericht gehad op zijn bodemschatten. De olie is echter van slechte kwaliteit, 90% van de olie- en olieproducten moet ingevoerd worden en komt vooral uit Venezuela. De enorme staatsschuld staat niet toe om dit onbeperkt te doen, zodat Cubanen aangeraden wordt om de fiets te pakken. Auto’s staan stil vanwege brandstofgebrek. Zelfs als je benzine zou kunnen kopen maakt het distributiesysteem dat moeilijk. Per auto wordt per maand toestemming gegeven voor de aankoop van een vastgesteld aantal liters benzine. De bonnen ervoor blijven nogal eens weg.

Zo werkt Cuba aan een steeds groter wordend verschil onder de bevolking. Degenen die CUC’s of euro’s hebben (en veel Cubanen hebben familie in het buitenland) kunnen benzine kopen, degenen die met pesos moeten betalen hebben onvoldoende bonnen om hun auto op de weg te houden.

Als het om ‘grondstoffen’ gaat zal Cuba het moeten hebben van kobalt en vooral van nikkel. Het winnen en het verwerken ervan gaat echter nog lang niet optimaal. In de buurt van Moa, aan de noordwestkust, verdwijnt de zon regelmatig als gevolg van het verwerkingsproces. Als milieuwetten internationaal afgedwongen zouden kunnen worden, is Cuba opnieuw een bron van inkomsten kwijt, althans voor een aantal jaren. Soms wordt op Cuba nog wat goud gevonden. Meestal is het te weinig om exploitatie lonend te maken.

Op Cuba is 26% van de beroepsbevolking werkzaam in de agrarische sector. Mijnbouw en industrie zorgen tezamen voor 27% van de werkgelegenheid. De rest van de bevolking, zo’n 47%, werkt in de dienstverlenende sector. Dat is niet alleen het toerisme, dat is ook handel en bijvoorbeeld overheidsdienst. In deze takken van dienstverlening worden duizenden banen kunstmatig in stand gehouden. Tijdens de suikeroogst (van december tot juni) liggen de cijfers even anders. Een groot percentage uit de andere sectoren wordt dan als vrijwilliger aangewezen om te helpen bij het binnenhalen van de suikeroogst.

10 prachtige bestemmingen in Cuba