Japan

Swipe

Traditionele sporten

Sumoworstelen

Over de oorsprong van het sumoworstelen tasten historici in het duister. Wel is bekend dat de vechtsport in het Nara-tijdperk (achtste eeuw) werd opgenomen in het ceremonieel van het keizerlijk hof. Nog steeds is de Keizer Bokaal de inzet van de zes jaarlijkse toernooien. Deze toernooien duren 15 dagen en worden gehouden in januari, mei en september in de Kokugikan Hall in Tokyo (dicht bij het treinstation Ryogoku), in maart in Osaka, in juli in Nagayo en in november in Fukuoka; de toernooien worden voor een deel rechtstreeks door de televisie uitgezon¬den. Een meerderheid van de ongeveer 500 sumoworstelaars is beroepsworstelaar. Zij wegen gemiddeld tussen de 115 en 160 kilo en hun gemiddelde lengte is 1,85 m. Het hoge gewicht van de sumoworstelaars is belangrijk, maar niet doorslaggevend tijdens een tweekamp. Net als bij atleten dient gewicht en kracht gepaard te gaan met lenigheid en snelheid. De regels van het sumoworstelen zijn eenvoudig. Twee sumoworstelaars betreden een ring van zand met een diameter van 4,5 m. Het doel is de tegenstander met een ander lichaamsdeel dan de voet op de grond te krijgen of hem uit de ring te werken. Een goede sumoworstelaar heeft niet minder dan 48 technieken tot zijn beschikking om dit doel te bereiken. Om geest en lichaam te reinigen, wordt het lichaam met een doek afgewreven en de mond met water gespoeld. Om de ring te zuiveren en om verwondingen te voorkomen, wordt er zout in de ring gestrooid. De worstelaars spreiden de armen om te tonen dat zonder wapens wordt gevochten. Het klappen in de handen en het kletsen op de dijen dient om de aandacht van de goden (kami 's) te trekken. Het stampen met de voet na een aantal balanceeroefeningen is om de boze goden te verdrijven. Daarna kan de strijd beginnen. De worstelaars dragen hun haar in samoeraistijl en zijn slechts gekleed in een zijden lendendoek (mawashi). De worstelaars uit de hoogste klasse zijn te herkennen aan hun witte lendendoek (wit staat voor zuiverheid), in tegenstelling tot de lager geklasseerden die blauwe of zwarte lendendoeken dragen. Circa 90% van alle sumoworstelaars draagt deze donkere lendendoeken; slechts 10% heeft een witte en draagt een eervolle titel, zoals komusubi, sekiwaki, ozeki of yokozuna. De laatste en hoogste titel (yokozuna) betekent 'onoverwinnelijk' en wordt momenteel slechts door twee worstelaars gedragen. De worstelaars eten geweldige hoeveelheden voedsel en drinken dagelijks liters rijstwijn (sake) in de hoop ooit de titel yokozuna te behalen. Hiërarchie is typerend voor de gehele sumowereld. Op de scholen maken de minderen het eten klaar voor de meerderen, wassen de zwakkeren de sterkeren en leidt een beginnend sumoworstelaar een nauwkeurig geregeld, hard bestaan; doel hiervan is het vinden van de optimale balans tussen behendigheid en gewicht. Het gewicht dient, gelet op het vereiste balanceervermogen, geconcentreerd te zijn rond de navelstreek. Waarden en normen, zoals hiërarchie, discipline, wedijver, groepsgebondenheid en godsdienstig ritueel, komen we ook elders in de Japanse samenleving tegen. De invloed van het shintoïsme is overal voelbaar aanwezig. De scheidsrechter lijkt met zijn hoofddeksel en zijn gewaden sterk op een priester en boven de arena hangt een dak dat met zijn gekrulde vormen doet denken aan een shintoheiligdom. Purificatie-rituelen die hun oorsprong hebben in het shintoïsme gaan aan elke worstelpartij vooraf.

Judo

De bekendste Nederlander in Japan is nog steeds zonder twijfel de helaas overleden Anton Geesink. Toen hij in 1964 in Tokyo olympisch kampioen judo werd in 'alle gewichtsklassen', stond de tijd voor veel Japanners even stil. Een niet-Japanner die in Tokyo olympisch kampioen werd in de belangrijkste klasse, was voor velen een moeilijk te verwerken klap. Niet veel later sloeg dit gevoel om in een grenzeloze bewondering voor deze sportman. Een bewondering die men ook nu nog niet onder stoelen of banken schuift. Het belangrijkste principe van de judo-techniek is om gebruik te maken en voordeel te trekken van de kracht van de tegenstander door middel van een scala aan technieken, zoals heup- en schouderworpen, wurg- en houdgrepen, offer- en beenworpen. De rang van de in het wit geklede judoka is af te lezen aan de kleur van zijn riem. Het centrum voor de judosport is de Kudokan Hal in Tokyo. Deze hal kunt u bereiken via het metrostation Kasuga.

Kendo

Kendo is een vorm van schermen die zijn oorsprong vindt in kenjutsu, een manier van zwaardvechten die is uitgedacht door samoeraikrijgers. In het tegenwoordige kendo strijden twee tegenstanders met elkaar met bamboezwaarden. Om eventuele verwondingen te voorkomen, dragen zij speciale beschermende kleding. Centrum van de kendosport is de Nippon Budokan Hall in Tokyo, die u kunt bereiken via het metrostation Kudanshita.

Karate

Met karate wordt een tegenstander door middel van een slag met de vuist of voet geraakt, zonder hem daarbij te verwonden. De karatesport bereikte vanuit China, via Okinawa, de grote Japanse eilanden. Centrum van de karatesport is het gebouw van de Japan Karate Association in Tokyo. Dit gebouw kunt u bereiken via het treinstation JR Ebisu.

Aikido

Aikido is een Japanse vechtsport die alleen voor de vorm is ontwikkeld. Het is allereerst een bewegingskunst die is gebaseerd op het traditionele jiu-jitsu. Beoefening van aikido houdt de spieren soepel en stimuleert een juist bewegingspatroon. Aikido wordt door mensen van alle leeftijden beoefend. Deze vechtsport kan als verdedigingsmiddel gebruikt worden tegen eventuele aanvallers; in principe gebruikt men daarbij geen wapen, alleen als de tegenstander gewapend is, kan ook de beoefenaar van aikido een wapen gebruiken. Centrum van de aikidosport is het Aikikai in Tokyo; u kunt het Aikikai bereiken via het treinstation JR Shinjuku.

Boogschieten

Tijdens veel festivals zult u boogschutters in actie zien. Het gaat hierbij meestal om boogschieten te paard (yabusamë) en boogschieten vanaf de grond (kyudo, het woord voor 'boog'). Beide vinden hun oorsprong in de wijze van oorlogvoering door samoerai. Naast karate, judo en zwaardvechten, oefenden zij zich in het schieten met pijl en boog. De gebruikte bogen zijn van hout en bamboe. In de achttiende en de negentiende eeuw was het op het oorlogsfront redelijk rustig in Japan en begonnen deze vechtkunsten zich te ontwikkelen tot sporten en methoden om de geest te trainen. Het boogschieten vanaf een viervoeter ging daarbij meer in de richting van sport, terwijl het schieten vanaf de grond de kant op ging van een combinatie van kunst en rituele dans. Het verschil tussen beide is dat bij schieten vanaf het paard op het moment dat de ruiter het doel passeert het raken van de roos centraal staat en dat bij boogschieten vanaf de grond de rituele voorbereidingen de belangrijkste rol spelen.

Vliegeren

De Japanse vliegers zijn ware kunstwerken. Van honderden stukjes washi-papier worden rechthoekige vliegers gebouwd op een frame van bamboestokken. Veel vliegers hebben afmetingen van 5 bij 7 m. In de regel staan op vliegers samoeraikrijgers geschilderd, op andere staan goden (kami's) die te maken hebben met de elementen, zoals de god van de wind en die van de lucht. In Shirone, aan de Japanse westkust, gaat het meesterschap in vliegeren al ongeveer 250 jaar lang over van vader op zoon. Twee bevolkingsgroepen, die elk aan een andere kant van een rivier in Shirone woonden, lagen 250 jaar geleden met elkaar overhoop. Een wijze oude man vond dat het meningsverschil niet met de vuisten moest worden opgelost, maar dat met een vliegerstrijd de onenigheid voorgoed uit de wereld moest worden geholpen. Sinds die tijd worden jaarlijks vliegerfeesten in Shirone gehouden met de bekende en zeer flexibele Odako vliegers.

Frankrijk > Manche > Pontorson-Accommodatie

Maeva

De camping ligt aan de rand van de stad Pontorson, ca. 10 km ten zuiden van Le Mont Saint-Michel. De verschillende standplaatsen...

v.a. 239.00 p.p.

10 prachtige bestemmingen in Japan