Onder auspiciën van de Castilliaanse kroon én met de zegen van de paus, wist De Bethencourt later ook Fuerteventura, La Gomera en El Hierro te veroveren voor de Spanjaarden. Daar was de bevolking toch al geminimaliseerd als gevolg van de slavenhandel. Bij de andere, dichter bevolkte eilanden had hij geen succes.

Voordat hij teleurgesteld terugkeerde naar Frankrijk liet De Behtencourt Fort San Marcial de Rubicón aan de zuidkust van Lanzarote bouwen. Hoog op een klif bij Papagayo zijn nog wat resten van deze nederzetting te zien.

Neef Maciot

Na het vertrek van de Bethencourt nam neef Maciot de scepter over. Deze Maciot de Bethencourt regeerde met harde hand. Hij liet Guadarfía katholiek dopen en werd zelf koning van Lanzarote door te trouwen met Guadarfía’s dochter Teguise, naar wie hij de toenmalige hoofdstad vernoemde.

Toen Maciot een poging deed de eilanden aan de Portugezen te verkopen hadden de Spanjaarden een aanleiding om de eigengereide Maciot uit zijn functie te zetten. Daarna heerste de Spaanse adel over Lanzarote en werden de eerste kerken gebouwd.